Gambo Hospital
Voor ik met mijn verhaal begin heb ik de volgende twee mededelingen:
1) Excuus voor de lange pauze voor dit bericht, werken in Gambo Hospital is drukker dan verwacht en de tijd vliegt hier voorbij!
2) De meeste dankwoorden worden achteraf geschreven, maar ik doe dingen nou eenmaal graag anders. Ik wil iedereen bedanken voor de steun en hulp waardoor mijn werk hier mogelijk is. In het bijzonder Marleen, Babu, familie en schoonfamilie, mijn vrienden, de mensen die de tropenkoorts in me hebben aangewakkerd, degenen die me de (belangrijkste) kneepjes van het vak hebben geleerd: mijn opleiders, collega arts-assistenten, chirurgen, gynaecologen, verloskundigen, maar ook kinderartsen, urologen, radiologen, internisten, longartsen, etcetera. Niet te vergeten de verpleging - met name bij de gynaecologie - die me de praktische kant van het werk hebben laten zien, (bijna?) altijd lol hadden in samenwerken en me op m’n vingers tikten als dat nodig was. Met zijn allen hebben jullie er voor gezorgd dat ik elke dag hier met frisse moed en zelfvertrouwen kan beginnen, en dat ik het gevoel heb dat ik elke situatie aan kan, hoe heftig het soms ook is. Allemaal: bedankt! Jullie zijn mijn helden en ik draag jullie in mijn hart.
Genoeg emo-praat, tijd voor een nieuw verhaal!
Gambo General Rural Hospital is een Spaans missieziekenhuis in de bergen die leiden tot de Rift Valley. Het wordt gefinancierd door het consolata in Addis, dat op zijn beurt gefinancierd wordt door de katholieke kerk. Het is opgericht in 1965 door Spaanse missionarissen, en vandaag de dag is het doel van het ziekenhuis het leveren van medische zorg, ongeacht economische stand. Gambo Hospital is het goedkoopste ziekenhuis in de regio, en zelfs de armste mensen kunnen de paar Birr betalen die het kost om naar de polikliniek te komen. Het ziekenhuis wordt daarom erg gewaardeerd door de lokale bevolking. Mensen komen soms van heinde en verre om in Gambo door Europese dokters geholpen te worden, een enkeling komt zelfs van voorbij Addis Abeba een slordige 200 km naar het noorden. Het ziekenhuis wordt gerund vanuit de missie. De missie bestaat uit een groep gebouwen vlakbij het ziekenhuis. Naast het ziekenhuis organiseert het een grote boerderij, een school, een dorp voor mensen met lepra en nog wat andere kleinere lokale projecten.
In het ziekenhuis werken een Ethiopische chirurg, anesthesist en kinderarts. Interne geneeskunde en eventueel andere specialismen worden verzorgd door buitenlandse vrijwilligers, waarvan het aantal over de tijd sterk wisselt. De meesten zijn Italiaans of Spaans. De afgelopen maand heb ik veel opgetrokken met Maite, David en Andrea. Maite is een Spaanse endocrinologe die werkt als internist. Een kleine en tengere meid, maar extreem gevaarlijk met haar taekwondo. David is een Spaanse dermatoloog. Een typische dermatoloog. Hij vertelde me laatst nog hoe vermoeiend het voor hem was om hier zo lang met patiënten te moeten praten. Een hele relaxte en sociale kerel, zolang hij zijn siësta maar krijgt. Andrea is een Italiaanse huisarts. Ik noem hem dr. Dre, want Andrea is natuurlijk geen naam voor een vent. Ik weet niet helemaal zeker of hij er blij mee is… We werken veel samen in het ziekenhuis, en vragen elkaar vaak om raad. Ook buiten het ziekenhuis doen we veel samen, maken wandelingen en gaan in het weekend naar Shashemane en Awassa. Inmiddels zijn David en Andrea alweer vertrokken en is Maite hier nog maar voor een week.
De schuwe Michael die ik in Addis heb ontmoet is in zijn korte tijd in Gambo veranderd in een extraverte knuffelbeer. En om de een of andere reden ben ik zijn beste vriend geworden, ook al versta ik zijn Italiaans nog altijd beter dan zijn Engels. Hij heeft in zijn tijd hier hard gewerkt aan de school, en het resultaat mag er wezen. Een deel van de klaslokalen is volledig gerenoveerd en ziet er weer als nieuw uit.
Werken hier is echt ontzettend leuk. Maarten heeft me in korte tijd gigantisch goed ingewerkt dus ik heb mijn plek snel gevonden. Er zijn soms wat uitdagingen - zo is tot nu toe drie keer de stroom uitgevallen tijdens een sectio, je ziet dan dus echt geen hand voor ogen - maar gelukkig vinden we altijd wel een oplossing. De maternity ward is ‘mijn afdeling’, en is een combinatie van verloskunde en gynaecologie. De verpleging is goed gemotiveerd en in mijn ervaring relatief goed opgeleid voor Afrikaanse begrippen. Ondanks de soms hoge werkdruk en het vaak heftige werk is er altijd ruimte voor humor en ontspanning, en theetijd is heilig. De eerste dag werd ik verwelkomd met een heuse koffieceremonie. Een soort van plastic grasmatje werd tevoorschijn gehaald waar alles op staat, en in kleine kopjes die tot de rand toe vol worden geschonken wordt koffie geserveerd die zó zoet is dat op de bodem een laag glazuur overblijft als het op is. Blijkbaar had ik geluk, want er was zelfs popcorn en dat doen ze alleen in speciale gevallen.
Heel typisch zijn de ambulances hier. De term ambulance is zoals zoveel hier een breed en rekbaar begrip, je ziet ze in de gekste vormen en maten. Soms komt er een heuse Toyota Landcruiser van een health center. Health centers zijn een soort miniziekenhuisjes in naburige dorpjes waar een paar verpleegkundigen de dienst waarnemen. De bestuurders van deze auto’s zetten de patiënte af voor de deur van de afdeling en rijden dan zo snel mogelijk weer weg. Patiënten die van huis moeten komen hebben minder geluk. De rijkere minderheid komt met paard en wagen. Sommige patiënten worden binnengedragen door 2-4 sterke mannen, vaak na lange tijd in een overvolle bus te hebben gezeten. De meerderheid komt op een kar getrokken door een ezel. Gezien de snelheid van het gemiddelde vervoer hier is ‘delivery on the road’ een frequent gebezigde term.
De eerste weken zijn behoorlijk druk geweest. In mijn vrije tijd studeer ik bij en doe ik taekwondo. De lessen worden verzorgd door een verpleegkundige van de OPD genaamd Jack, de link naar Jacky Chan was dus snel gelegd. Jack is een sympathieke en grappige vent en het is goed om regelmatig in beweging te zijn. De lessen zijn twee keer in de week ’s ochtends vroeg om 06.15 uur, motivatie is voor mij dan toch wel echt een dingetje. Toch heb ik tot op heden slechts 1 keer verzaakt omdat ik midden in de nacht een sectio moest doen.
Ik woon in een ruim huisje met een woonkamer, twee slaapkamers, een badkamer en een keuken. De keuken gebruik ik bijna nooit, omdat er in de missie drie keer per dag eten voor me klaar staat. Voor ontbijt krijg ik brood, ’s middags en ’s avonds is er ook warm eten. Er is altijd salade, bananen en vaak ander fruit. Ik kom hier dus niets tekort!
Het klimaat is hier perfect. Overdag veel zon, maar door de hoge ligging is het niet te heet. Terwijl er op andere plekken in Ethiopië in deze periode droogte heerst, is de omgeving hier groen en bosrijk. Gambo ligt naast Lephis Forest, een uitgestrekt natuurgebied waar je prachtig kunt wandelen.
Ik merk dat mijn verhaal alweer behoorlijk lang is, terwijl ik nog zoveel te vertellen heb. Maar ik moet een keer stoppen. Volgende keer meer!
Groetjes!!!!!
Regels en Afrika
Door slecht internet loop ik nu al behoorlijk achter met mijn rapportage. Excuses voor het niet eerder reageren op jullie berichtjes. Het is erg leuk om ze te lezen!!
Het was mijn aandacht even ontschoten, maar in Afrika weet je nooit wat je te wachten staat. Afspraken en informatie zijn brede en rekbare begrippen, en je wordt om de haverklap verrast.
Ik zal verder gaan waar ik de vorige keer was gebleven. Na het regelen van mijn werkvergunning rijdt Ermias me kriskras door het drukke verkeer van Addis. Ermias is taxichauffeur en vriend van de voormalig Nederlandse tropenartsen in Gambo. Zo weet ik dat hij te vertrouwen is, en hij weet precies waar ik moet zijn voor mijn bureaucratisch geneuzel, wat hier in Ethiopië echt ontzettend overdreven is. Hij heeft natuurlijk ook een gigantische kennis van de stad dus ik heb gelijk een soort privégids. Tussen de middag neemt hij me mee naar een ‘restaurant’ van een vriend waarmee hij is opgegroeid. Het restaurant bestaat uit een klein gebouwtje waar misschien een man of 4 kan zitten. Buiten zit in de schaduw van het gebouw een man of twaalf op plastic stoeltjes te eten. We krijgen het lokale gerecht Injera voorgeschoteld. Injera wordt hier geserveerd op een soort dienblad waar je samen van eet en dat in zijn geheel bedekt wordt door een soort hartige pannenkoek. Daar gaat vervolgens een schep pittige saus op met wat vlees, bonen en andere groenten. Er liggen een paar van dezelfde opgerolde pannenkoeken naast waarvan je een stuk afscheurt en in de saus gooit, een paar keer ronddraait, opvouwt en in je mond stopt. Alleen met je rechter hand, want zo hoort het. Heel pittig, en ontzettend lekker!
’s Middags gaan we weer de stad in om van alles te regelen. Het is handig om een lokaal nummer te hebben, dus dat ga ik eerst maar doen. Een sim kaart kopen kost anderhalve euro en vooral veel tijd en geduld. De wachtrij is een soort doolhof met verschillende onderdelen. Eerst moet je analyseren wat de juiste ingang is, want overal staan mensen. Na twee minuten heb ik die gevonden en sluit ik aan in een staande rij. Aan het einde van de rij beland ik op een soort barkruk waarbij ik telkens een plek opschuif. Het laatste obstakel is een soort lange ovale tafel met banken waar ik ook telkens een plekje rondom schuif. Eenmaal in het midden van het doolhof word ik opgehaald door een medewerker. Ik merk dat ik nog veel te leren heb over Ethiopische logica, maar een paar uur later ben ik trotse eigenaar van een heuse Ethio Telecom simkaart! Na het kopen van een busticket en wat sightseeing is het grootste deel van de dag alweer voorbij.
Mijn reis naar Gambo is onverwacht een dag vervroegd. Er blijkt dinsdag een auto vanaf het consolata (het verblijf van de Spaanse missionarissen in Addis Ababa) te vertrekken, die direct naar Gambo rijdt. Dat zou mij een als-sardientjes-in-een-blik busreis en een hoop gesjouw met bagage besparen, dus die kans heb ik met beide handen aangepakt. De auto zou om 2 uur vertrekken, dus ik had mooi nog een paar uur de tijd om rond te lopen door Addis. Slenterend door een straat met souvenirwinkels zet ik tien stappen de hoofdstraat uit naar een plek met een indrukwekkend uitzicht over een sloppenwijk, als ik een whats-app van Ermias krijg. Ik stuur hem direct een bericht terug om te regelen dat hij me naar het consolata brengt, want anders vergeet ik dat weer. Zonder me echt te beseffen waarom draai ik in een reflex mijn arm, waarop de hand van een knul van ongeveer zestien jaar op de rug van mijn hand landt. Ik zie zijn beteuterde gezicht en in mijn draai haak ik mijn schoen achter de zijne waarop hij zich struikelend uit de voeten maakt. Plots schiet de waarschuwing van Ermias door me heen: pas op, ze leiden je aan één kant af terwijl je aan de andere kant wordt berooft. Dus ik draai me om en zie… gelukkig helemaal niemand. Typisch mijn geluk. Zonder die telefoon (met credit-card!) een uur voor vertrek had ik een serieus probleem…
Ik had dus 1 uur afgesproken met Ermias, die netjes op de minuut precies de ingecalculeerde 15 minuten te laat aankwam, en was dus mooi op tijd bij het Consolata. Daar vertrekken we een half uur later dan gepland, en van driver Jonas begrijp ik dat we onderweg in Nazret nog twee of drie teachers uit Canada moeten ophalen. We worden vergezeld door een Italiaan genaamd Michael, een ietwat schuwe vent die voor een maand naar Gambo komt en wiens Italiaans ik beter versta dan zijn Engels. Na een uur rijden komen we aan bij een groot gebouw. Geen Canadezen te bekennen, wel stapels pakketten met papier. Die moeten blijkbaar de auto in, dus ik help netjes mee. Als we klaar zijn krijg ik een stortvloed Amhaars over me heen van een jonge vrouw. Terwijl ik me afvraag wat ik verkeerd heb gedaan verklaart Jonas lachend dat ze vindt dat ik bij haar moet blijven. Ik verexcuseer me netjes en maak me snel uit de voeten. Op naar de Canadezen. Het blijken een Amerikaan en een Duitse te zijn, en ze geven geen les maar fixen computers en ander technisch spul in ziekenhuizen, kerken, scholen en bibliotheken; zeg maar ICT ontwikkelingshulp. We vervolgen onze reis, die behoorlijk wat vertraging op zal lopen. Morgen (woensdag 20 januari) is een feestdag, het dopen van Jezus wordt dan gevierd. De ceremoniële viering hiervan begint al een dag eerder, en bestaat uit het gooien van bladeren op de (auto)weg om er vervolgens overheen te lopen, dansen en zingen. Het gevolg: al het autoverkeer van Addis naar het zuiden en terug staat stil. En dat zijn veel auto’s. Gelukkig hoeven we ons tijdens het wachten niet te vervelen.
In het donker komen we aan in Gambo. We krijgen een warm ontvangst in de missie met een welkom bord eten. Maarten, de tropenarts die ik op zal volgen, leidt me door het donker naar zijn huis, waar ik al snel doodop mijn bed opzoek.
Ik weet dat ik al anderhalve week achter loop, maar nu moet ik echt stoppen. De volgende keer vertel ik meer over het ziekenhuis!
Ik kijk uit naar jullie reacties!
Ethiopia, here we come!
Lieve allemaal,
Eindelijk is het zover: mijn eerste bericht vanuit Ethiopië!
De laatste dagen word ik geplaagd door een zeurende hoofdpijn; het gevolg van dichtgetrokken voorhoofdsholtes in de nasleep van een oer-Hollandsche verkoudheid, dus vergeef me alsjeblieft mijn wat verlate bericht.
Afgelopen vrijdag ben ik aangekomen, en de eerste dagen heb ik het vooral rustig aan gedaan. De vlucht met Emirates was perfect, maar ik heb amper geslapen vanwege een overstap midden in de nacht en om beurten een praatgrage Walloons-Brits-Amerikaanse dame van middelbare leeftijd uit Dubai, een leuke Nederlandse stewardess en een interessante Oekraïense ingenieur die vanwege veiligheidsredenen met gezin zijn land ontvlucht om in Addis Ababa te gaan werken.
Op het vliegveld aangekomen voelt het - de temperatuur van net boven de 20 graden daargelaten – direct aan als Afrika. Addis is een grote, drukke stad; men spreekt hier voor het geoefende oor goed verstaanbaar Engels. De grotere straten staan bomvol met een bonte verzameling auto’s; vooral Toyota ‘s, maar ook (hele oude) Lada’s en Datsuns, Jeeps, grote bussen, minibussen, en een enkele dikke BMW. Er rijden volgepakte pick-ups rond waar regelmatig wat vanaf valt midden op de drukke straat, leidend tot een hilarische chaos van voertuigen, getoeter en gezwaai. Eén op de vijf voertuigen laat bij optrekken een dikke roetwolk achter waarvan je al snel een mooi getint kleurtje krijgt.
Ik verblijf momenteel in het Baro hotel, wat een bekende plek is voor backpackers. Goedkoop, fatsoenlijk genoeg, en bovenal een terras met Wi-Fi waar reizigers uit alle hoeken van de wereld bijeen komen. De veranda bestaat uit twee delen met elk zo’n 6 stoelen en twee tafels dicht op elkaar, waardoor je heel makkelijk contact legt. Zo kom je allerlei fascinerende mensen tegen, zoals een gepensioneerde Duitser die de hele wereld over fietst met z’n vouwfiets - ‘goh, het is toch wel bergachtig hier voor mijn 6 versnellingen’. Hij was al snel mijn beste vriend toen hij me complimenteerde met mijn vloeibare Engels. De laatste dagen heb ik vooral opgetrokken met een Chileen, een Zwitser, een Fransoos en een Chinees, leuke kerels met ieder zo hun eigen plannen in Ethiopië.
Gisteren ben ik langs het consolata geweest, de plek waar de Spaanse missionarissen vertoeven. De receptie gevraagd om een taxi te regelen, want dat is ó-zó-véél veiliger dan het zelf regelen. Komen ze dus met zo’n oude Lada op de proppen. Dus ik stap in, tast in de leegte naar de plek waarvan ik gewend ben dat daar een gordel hangt, en hoop er maar het beste van. Blijkbaar wist de taxichauffeur ook niet helemaal de weg, want na drie keer stoppen om de weg te vragen komen we uiteindelijk uit bij een straat die we al eerder in waren gereden. Als we iets verder doorrijden zien we het consolata. Paters vriendelijk glimlachend de hand geschud, briefje opgehaald, en weer terug naar het hotel. Met wat geluk en een enkel schietgebed verrassend ongehavend. Ondertussen heb ik mijn tijd nuttig gemaakt door het Ethiopische verkeer te analyseren, en ben tot de conclusie gekomen dat de enige regel die ze consequent hanteren is dat ze rechts rijden wanneer het er echt op aan komt.
Terwijl ik dit schrijf is het 9 uur ’s ochtends en zit ik op een bankje van het Food and Health Administration wachtend op een werkvergunning. Dat gaat heerlijk op zijn Afrikaans zonder duidelijke regels of structuur. Gelukkig hebben mijn voorgangers me precies verteld wat ik moest inleveren, waardoor het buitengewoon vlot ging en ik vlak voor lunchtijd (13.00 uur) alweer klaar ben. De rest van de dag staan wat andere regeldingen op de planning. Morgen kan ik nog de toerist uithangen en woensdag vervolg ik mijn reis naar het zuiden, richting Gambo Hospital.
Groetjes!!!
Roddy
P.S. mijn Ethiopische nummer is +251-947414624
Eindelijk weer samen!
Breaking news!
Dat is wat ze hier gisteravond zeiden om aan te kondigen dat het diner klaar was!
Even een kort berichtje van ons uit Tanzania! Het is hier geweldig! Moeilijk te beschrijven, maar de omgeving en de locaties waar we verblijven zijn prachtig en de mensen enorm vriendelijk. We worden erg verwend!
Alles gaat hier ‘pole pole' (langzaam). In het begin was dit wel even wennen, maar tegenwoordig doen we er zelf ook aardig aan mee!
Eerder hebben we gelogeerd in tenten, hutjes en lodgesmet uitzicht op bijvoorbeeld de Serengeti of een prachtig meer, en waar we 's ochtends konden kijken naar de buffels en nijlpaarden of de zee hoorden ruisen!
We hebben tijdens de safari's veel dieren gespot en bijna de olifanten en giraffes kunnen aanraken! De fotogeheugenkaartjes raken al aardig vol!
Vanochtend een lokaal dorpje en de Masai bevolking bezocht. Mooie rondleiding gehad en bizar om te zien hoe de mensen hier nog leven. We hebben mooie foto's gemaakt, maar we bleken zelf ook een bezienswaardigheid te zijn en werden regelmatig gefotografeerd!
Nu liggen we aan het zwembad in Selous en slapen we in een villa (gisteren kregen we de vraag of we 2 huisjes wilden of een villa, doe ons het laatste maar!). Morgen op weg naar Zanzibar, om nog een paar dagen te relaxen en daar de boel te verkennen!
De tijd gaat veel te snel! Morgen in Dar es Salaam zullen we proberen dit berichtje online te zetten!
Ben erg blij Roddy weer te zien, hoewel we wel weer even aan elkaar hebben moeten wennen; zo hoor ik 's nachts geklaag dat ik op z'n haardos lig (‘au je ligt op mijn haar!'), die aanzienlijk is gegroeid in vier maanden!
Liefs Marleen
Eerste weekjes vrij: zwerven
Toen ik Rubya verliet kwam de regen met bakken naar beneden. Alsof Rubya even verdrietig was als ik om mijn vertrek. Venant - de taxichauffeur - bracht me eerst naar Bukoba waar ik een hotelkamer huurde en mijn tassen achterliet. Het was al laat en ik had afgesproken om de moeder van Victor - een Tanzaniaanse vriend, jaar of 21, secondary school student - te bezoeken, dus ik besloot decadent te doen en de taxi verder te laten rijden tot haar dorp. Daar aangekomen werd ik warm verwelkomd door zo ongeveer de hele familie en vriendenkring van mama Victor en ik kreeg een grote schaal met verschillende soorten fruit voorgeschoteld en een kop warme chocolademelk, wat overigens een dubbele luxe is: zowel melk als chocoladepoeder zijn hier zeldzaam! De oma van Victor mixte behoorlijk wat kihaya in haar kiswahili, dus de helft van wat ze zei begreep ik niet, maar volgens mij was ze vooral blij dat ik gekomen was. Vervolgens kreeg ik een uitgebreide rondleiding via de shamba (bananenbossen rond het huis) door het dorp en het naburige dorp waar ze werkt. Daarna was het wel tijd om op te stappen, de zon ging al bijna onder, dus ben ik in een shared taxi gesprongen. Na het verorberen van een halve koe en een chipsy mayai kon ik de after dinner dip niet weerstaan en dook ik die avond snel mijn bed in.
De volgende dag vloog ik naar Mwanza waar ik opgehaald werd door Victor. Hij had namelijk gevraagd of ik bij hem wilde blijven slapen als ik in Mwanza was, een hele eer die ik niet kon (en wilde) afslaan. Het is namelijk nogal wat voor mensen zoals hij om iemand onderdak en eten te verschaffen. Hij bleek te wonen aan de voet van de heuvel waarop ook Bugando Hospital staat, het academsche ziekenhuis van Mwanza. Het huis had geen stromend water maar meestal wel elektriciteit. Wat armoede inhoud begrijp je pas echt als je er tussen leeft. Er zijn zoveel simpele dingen die wij voor lief nemen en als normaal beschouwen, maar die hier voor sommige mensen simpelweg niet beschikbaar zijn. Het klinkt als een cliché, maar het besef komt pas echt als je het meemaakt. Die avond hebben we nog wat rondgewandeld door de buurt. Het is behoorlijk indrukwekkend om door zo'n buurt rond te lopen. Op straat gebeurt er van alles en overal zijn kraampjes met vooral etenswaren zoals fruit, vis, vlees, chipsy mayai en gefrituurde cassave. Kinderen voetballen met een gevulde plastic zak die dichtgebonden is zodat hij toch nog een beetje rond is. Als het donker wordt zijn overal vuurtjes waarop gekookt en gebakken wordt wat het allemaal een erg romantische sfeer geeft. Ik heb dan ook de hele avond het deuntje van de fata morgana in de efteling in mijn hoofd gehad. De volgende dag kreeg ik een rondleiding door Bugando Hospital, waar op dat moment de vrouw van Edwin - de huisbaas van Victor, leraar op een secondary school en tevens student in de avonden tot farmaceut - opgenomen lag voor de bevalling. Er is in dat ziekenhuis veel anders dan in het westen, maar het leek ook niet echt op ons ziekenhuis in Rubya. Het leek nog het meest op een oude versie van het Radboud. Als ik er over nadenk ik dat eigenlijk ook wel logisch trouwens. Met name de gesloten psychiatrische afdeling was indrukwekkend, al die verwarde mensen zitten daar gewoon op een kluitje. Echt goede medicijnen zijn niet beschikbaar, ze kunnen vooral versuffen en kalmeren. Na het ziekenhuis zijn we op bezoek geweest bij Victors school, hij zit nu in het vierde jaar van de secondary school. Het was een mooie school op een ruim terrein. Veel leerlingen waren op vakantie dus het was erg rustig. Later ben ik met Justin, een vriend van Victor, naar de stad gegaan en hebben we daar een aantal leuke plekken bezocht zoals de Bismarck Rock, het Nyumbani hotel met een zwembad op het dak vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over zo ongeveer heel Mwanza en zo nog wat andere hotels en plekken. De rest van de dag hebben we wat rondgehangen en gechilled.
Vrijdag ging ik al vroeg naar een hotel om plekken te regelen voor mijn Nederlandse vrienden, dus heb ik in de ochtend afscheid genomen van Victor en zijn kornuiten. Aangekomen bij het hotel met Kristine (werkt in Biharamulo) liepen we twee Hollanders tegen het lijf. Of beter gezegd Brabanders: Thijs en Wieneke. Een erg gezellig koppel, en het klikte goed, dus de rest van het weekend zijn ze met ons opgetrokken. We hebben de stad een beetje verkend terwijl we wachtten op Denise, Nynke, Maartje en Lisa, die uit Sengerema en Sumve moesten komen maar eerst hun werk in het ziekenhuis nog moesten afmaken. Het werd een erg gezellig weekend, 's avonds slapen in ons MS-hotel voor een paar shilling en de rest van de tijd rondbanjeren door de stad en luxe plekken bezoeken om te eten en zwemmen zoals het Malaika Resort en Isamulo Lodge en het Nyumbani hotel. Een prima besteding van het weekend!
Zondag ben ik meegegaan met Nynke en Denise en Rosa, een Amsterdamse student doctor, naar Sengerema. Die nacht ben ik behoorlijk ziek geworden, maar de volgende dag ging het wel weer en heb ik de dames geholpen in het ziekenhuis. Het was in veel opzichten anders en een stuk groter dan Rubya, meer dokters, meer verschillende afdelingen en een groter operatiecomplex. Alleen de overdrachtsruimte was kleiner en er werden overal stoelen vandaan getoverd om mensen te kunnen laten zitten. Daarna hebben we het stadje verkend, wat groter is dan Rubya en Nyakelembe bij elkaar! Dinsdag vertrok ik naar Sumve. Het was een leuke reis, maar ik was blij toen ik daar eindelijk aankwam. Ook in Sumve ben ik meegegaan naar het ziekenhuis en dat leek meer op Rubya. Sommige aspecten waren meer geavanceerd (een computer op de afdeling, mappen voor de statussen van alle patiënten) en op andere gebieden was het minder goed georganiseerd (temperatuur wordt nergens geregistreerd, geen sneltest aanwezig voor malaria). Uiteraard hebben we Sumve downtown ook onveilig gemaakt. Er waren meer kraampjes met een iets groter aanbod dan in Rubya en Nyakalembe.
De omgeving van Sengerema en Sumve was erg mooi, maar niets kan tippen aan Kagera, - de regio van Rubya. Waarschijnlijk is mijn blik gekleurd doordat ik er zo'n lange tijd heb doorgebracht, en misschien is het in mijn herinnering mooier dan in werkelijkheid. Maar het ruwe rotsachtige landschap waar de door rood zand gekleurde wegen letterlijk doorheen snijden en afsteken tegen de groene bananenbossen waartussen modderhuisjes met rieten daken staan en waarin geiten en kippen en een enkele eend rondscharrelen op zoek naar voedsel, met verscholen mzungu-roepende kinderen, de uitgestrekte moerassen, watervallen, de prachtige vergezichten tot aan Lake Victoria, daar kan geen enkele plek tegenop.
Donderdag ben ik terug gegaan naar Mwanza omdat ik vrijdag naar Arusha zou gaan. Eigenlijk was ik van plan om de bus te nemen, maar de afgelopen week heeft zo ongeveer iedereen die ik sprak me dat afgeraden. Het schijnt echt een helse busreis te zijn omdat het over een onverharde weg leidt, en de chauffeur dat geen reden vindt om zich in te houden. Daarnaast voert de reis deels door de Serengeti en het was dubieus of ik daarvoor entree zou moeten betalen. Daarnaast kreeg ik flashbacks van Guido en Erik die me destijds op het hart hebben gedrukt om vooral niet de bus te nemen ('GAST, je gaat toch niet de bus nemen hè!? Dat is echt ?+?+?=?®!'). Je begrijpt dat ik het luchtruim verkoos.
Arusha is weer totaal een anders dan de andere steden die ik hier heb bezocht. Zelfs als ik mijn meest semi-nonchalante gezicht opzet en met mijn lange broek, dichte schoenen en een net shirt zo on-toeristisch als ik op mijn blanke huid na maar kan rondloop wordt ik om de haverklap aangesproken. Of ik niet een safari wil, souvenirs wil kopen of gewoon geld wil geven. Vandaag heb ik de stad verkend. Zo heb ik de ontelbare oneindig interessante winkeltjes verkend, ben ik langs het vrijheidsmonument gelopen waarop een fakkel staat die - typerend - lang geleden al is uitgewaaid, en het AICC bezocht waar hedendaags het International Crime Tribunal for Rwanda gevestigd is. Maar het meest indrukwekkend was de markt: zo groot dat je er wel kunt verdwalen. Ik heb in elke stad de markt bezocht, maar deze was wel zo groot dat alle andere markten nietig lijken. Wat oppervlakte betreft, maar ook de drukte, diversiteit aan publiek en de hoeveelheid en omvang van de producten. Cassave van een omvang die ik nog nooit eerder had gezien, enorme papaja's en watermeloenen. Alleen de bananen vielen een beetje tegen maar in Kagera wordt je daarmee dan ook wel verwend.
Nu zit ik op mijn hotelkamertje dit verhaal te schrijven, morgen (zondag) haal ik Marleen en mijn vader, Marije (zus) en Johan (haar vriend) op van het vliegveld en begint de echte vakantie!
Dus daarover later meer!
Gegroet!
Kwaheri Rubya
Vaarwel Rubya
Voor ik mijn verhaal afsteek wil ik mijn welgemeende excuses aanbieden aan mijn trouwe lezers. Ik weet dat ik had beloofd om een verhaal te schrijven voordat ik vertrok naar Mwanza, maar ik heb door mijn drukke schema de laatste weken nog niet de tijd gehad om mijn laptop te pakken. Vandaar dat ik het nu doe in de bus naar Sumve - oneindig interessant volgens mijn medepassagiers - maar dat verhaal komt een andere keer.
In mijn voorlaatste week kwam Saar - vriendin van Paul - op bezoek in Rubya. Het werd een erg leuke week waarin we veel hebben gedaan. We zijn op bezoek geweest bij verschillende mensen hebben wandelingen gemaakt en een plaatselijke viskwekerij bezocht (4 muren van grond gevuld met water naast een beekje). Tussendoor hebben we ook nog eens de eindbeoordeling gedaan, supergoed cijfer gekregen met later een begeleidend verhaal dat we het buitengewoon goed hebben gedaan. Tijdens deze laatste twee weken kunnen we nergens meer een arts tegenkomen zonder dat ze vragen of we willen blijven en dat we ze zo goed hebben geholpen. Als ze nog meer veren in mijn reet stoppen, ontploft mijn rectum.
Afrika is een goed land om te 'next-levellen'. Je kunt nieuwe ervaringen opdoen op het gebied van werk, persoonlijke ontwikkeling, vermaak, noem maar op. Zo kwam ik op de markt een eend tegen, en die kon ik natuurlijk niet laten liggen (ik kan toch niet nep komen?). Genaamd Docus en even intelligent als zijn naam heeft hij een aantal mooie laatste dagen met ons door mogen brengen tot hij de pan in ging. Ik zou mezelf niet zijn als ik niet zou informeren bij wat autoriteiten (bedankt paps) en nader literatuuronderzoek zou doen. Volgens femistyle.be zijn eenden in alle kleuren even lekker. Ook femistyle.be bedankt. Eend bleek moeilijker klaar te maken dan kip, maar die moeite werd meer dan evenredig beloond!
En dan is er natuurlijk de climax, waarop iedereen stiekem heeft gewacht: het laatste hoofdstuk van Bertus de Beuckelaer! Het einddoel van Bert was om op het ‘Kwaheri Mbuzi Kubwa Party' (Het Grote Geit Afscheidsfeest) genoeg vlees voor alle gasten te hebben. Helaas was ik net te laat voor de grote daad, het was erg druk in het ziekenhuis en onze hulp bij het slachten had niet veel tijd, dus Bertus was al wijlen toen ik aankwam. Paul had de eer de daad te verrichten. Vervolgens hebben we hem laten villen door de hulp, geholpen met de organen (die geit had echt een grootjoekel van een maag) en zelf het grootste deel van het vlees gedaan. Het duurde enorm lang om alles klaar te maken (koken, kruiden, bakken) maar gelukkig had Bertus uiteindelijk meer dan genoeg vlees aan zijn botten om ieders maag te vullen en hadden we zelfs vlees over om de twee resterende dagen met zijn drieën van te eten. Het feestje was behalve het buffet van geitenvlees en toast met eiersalade een groot succes. Het was erg gezellig, er werd gedansd en we kregen zelfs tot twee keer toe een speech (de tweede keer door een enorm dronken anesthesist, hilarisch!).
De maandag na het feestje heb ik Paul en Saar weggebracht naar Bukoba en heb ik de rest van de week alleen doorgebracht. Nou ja, niet écht alleen. Die week ben ik drukker geweest dan ooit, doordat ik bij allerlei mensen thuis werd uitgenodigd, en veel met Kam - een vriend van hier - heb ondernomen. Maandag 5 september kwamen de nieuwe student doctors: Erin en Femke. Ze waren zo aardig geweest het Nederlandse weer mee te nemen dus het regende pijpenstelen. Niet echt handig als je mensen wilt rondleiden door Rubya en het naburige dorp Nyakalembe. Gelukkig stopte de regen uiteindelijk en heb ik ze toch nog een beetje wegwijs kunnen maken. De volgende dag zijn ze meegekomen naar het ziekenhuis, heb ik afscheid van iedereen genomen en heb ik ze voorgesteld. Vervolgens ben ik in de middag met de taxi vertrokken om te beginnen aan mijn grote trektocht door Tanzania. Hierover geef ik echter later mijn verslag. Het verhaal is nu wel even lang genoeg en ik heb me niet bepaald verveeld, dus ik heb zo'n vermoeden dat ik daarvoor ook wel een aantal letters zal gebruiken.
Ik hoop trouwens niet dat jullie denken dat ik in deze laatste weken minder gewerkt heb, integendeel. Het was hartstikke druk op de male wa rden ik heb veel nieuwe dingen geleerd (necrotomieën, abcessen, lumbaal puncties, etc.), maar aangezien het leuker is om te vertellen over de dingen die daarnaast nog gebeuren heb ik me maar ingehouden.
Goed, nogmaals excuses voor het African style late bericht, en tot de volgende keer!
Groetjes!
Laatste weekje Rubya voor Lordrek en Bony. En welkom Saar!
Waarom Lordrek en Bony? De props gaan dit keer uit naar de student nurses. Als je lang genoeg in Tanzania verblijft dan krijg je vanzelf dit soort bijnamen, meestal door misverstanden over je naam. Ondertussen is augustus is alweer voor twee derde deel voorbij; ik heb nog maar twee weken in Rubya en Paul nog maar één, dus het is weer hoog tijd voor een update. Je zou denken dat je na een paar maanden in Tanzania te hebben gezeten toch wel een keer uitverteld raakt, maar er blijven hier interessante dingen gebeuren. Aan Lordrek de taak ze samen te vatten. Daar gaan we dan!
Inmiddels ben ik sinds twee weken begonnen op de male ward. De ziektebeelden zijn hier een tikkeltje anders. Misschien zelfs drie tikkeltjes. Er is enorm veel diversiteit op de afdeling, maar snijwonden aangericht door de lokale pangamessen en pikipiki (brommer) ongelukken komen het meest voor. Verder is het principe hetzelfde als op de andere afdelingen: 's ochtends ronde, 's middags soms operaties en vervolg van de ziekere patiënten.
Inmiddels hebben we ook onze presentatie gegeven over bloedarmoede aan de artsen, verpleegkundigen en een kudde leerling verpleegkundigen. Was leuk om te doen en we hadden een leuke discussie uitgelokt, maar nog het meest indrukwekkend was de manier waarop ze ons bedankten. Eerst werd er een paar minuten lang in de handen gewreven, vervolgens werd er drie keer geklapt, drie keer gestampt en drie keer in de lucht onze richting in gekust. Erg bijzonder om mee te maken, we stonden versteld.
Als voor de verandering het sterilisatieapparaat niet kapot is ga ik 's middags weleens naar de major theater om bij operaties te assisteren. Verreweg de meest voorkomende operaties zijn keizersneden en buikwandbreuken. Zo assisteerde ik een keer bij een buikwandbreuk, toen er plots een stuk buikschort door de breukpoort naar buiten kwam. Hoor ik ineens tegenover me: godverdomme. Wat? Ik weet dat chirurgen vaak vloeken, en dat zelfs de relatief streng gelovige Tanzaniaanse tropendokters in bepaalde situaties niet vies van zijn van een krachtterm, maar in het Nederlands? Blijkbaar had hij het van een Nederlands vriendje. Leuke vrienden, die Nederlandse dokters. Daar leer je nog eens wat van!
Inmiddels zijn we ook met de RCH (zwangerenonderzoek en vaccinaties) en de fysiotherapeut op outreach geweest. Met name dat laatste was supermooi, want we gingen bij een aantal mensen thuis langs en kwamen daardoor door veel dorpjes, met mooie uitzichten en smalle wegen (meer dan een paar keer vlogen overstekende takken de auto in). Onderweg wisselden we een paar keer van bestuurder, soms reed de chauffeur, soms de fysiotherapeut. Wat bleek: je hebt een rijbewijs nodig voor de grote weg, en dat had de fysio niet, maar rijden doet ie wel graag. Dus ik zeg tegen Paul: ‘ Alsof hier ooit politie rondrijdt', want die zie je hier nooit. En natuurlijk komt precies op dat moment politie langsrijden. Hoe groot is de kans daarop... En hoe groot is de kans trouwens dat je in een willekeurig dorpje in de regio Kagera een bekende tegenkomt? Nihil dachten wij, totdat we ineens werden begroet door een nurse student die op dat moment vakantie had en bij zijn familie verbleef om wat te helpen op het land. Dus werden we natuurlijk bij hem uitgenodigd om een soda te drinken en wat nootjes te eten. Uiteraard werd er ook gewerkt en onderweg zijn we verschillende problemen tegengekomen. Verlammingen, spasticiteit, contracturen, klompvoetjes, een erg lelijk gerepareerde botbreuk (kirschnerdraad in de gewrichtsspleet). Soms is het erg triest om te zien wat voor gevolgen het gebrek aan geld hier heeft. Zo was er een kindje dat echt gebaat zou zijn bij een rolstoel, maar de familie is te arm om er een aan te schaffen. Het liefst zou je gewoon zo'n ding voor die mensen kopen, maar dat zou een verhaal zonder eind worden. Verrassend vaak hebben ze hier echter goedkope maar effectieve methoden om een patiënt toch nog in beweging te houden. Zoals een oude man waarvoor een heel hekwerk was getimmerd waardoor hij toch nog zelfstandig naar de wc en zijn bad kon.
Goed, genoeg over werk. Twee weken geleden zijn we naar Rubondo Island gegaan, een nationaal park hier in de buurt waar we goede verhalen over hadden gehoord! Dus we vertrokken met de daladala naar Muganza om daar een bootje voor de oversteek te zoeken. Wat al een avontuur op zich was, maar uiteindelijk hadden we transport en konden we naar het eiland. Daar aangekomen werden we met een jeep naar de slaapplekken gebracht en overviel me een sterk Jurassic Park gevoel. Elk moment kan er een dino uit de bossen springen! Dino's hebben we helaas niet gezien, wel veel bush-bucks en sitatunga, de lokale hertachtigen. We bleken het eiland op het moment te delen met 4 andere toeristen, en dat was zelfs nog relatief druk. Eenmaal bij de slaapplekken aangekomen werd ons gevraagd of we eten hadden meegenomen. Eten meegenomen? Welk zichzelf respecterend nationaal park vraagt zijn gasten hun eigen eten mee te nemen? Daar hadden we dus niet op gerekend. Gelukkig konden we nog naar het winkeltje waar ze het een en ander verkochten, zodat we niet hoefden te verhongeren. Op de terugweg werd het al donker en probeerde de nijlpaarden al het land op te komen. Aangezien dit de gevaarlijkste dieren zijn voor de mens was dat wel even spannend, maar ook ontzettend mooi! De volgende dag hebben we prachtige safari's gedaan met onder andere een boot, van waar we een flink aantal krokodillen en nijlpaarden hebben gezien. En een ontelbare hoeveelheid vogels. Blijkbaar komen alle vogels van het grote eiland overnachten op de roofdiervrije kleinere eilanden, want die zaten werkelijk waar hélemaal vol met vogels van alle soorten en maten. Helaas moesten we de vogende ochtend weer veel te snel terug.
Afgelopen weekend hadden we Nederlands bezoek! Een student doctor van 5 jaar geleden wilde Rubya aan haar familie laten zien en had onverwacht geen slaapplaats, dus uiteindelijk bleven ze bij ons pitten. Wij hadden echter die middag al iets afgesproken bij iemand, dus daar gingen we eerst naartoe. We gingen er vanuit dat het weer een huisbezoek was dus we hadden een cadeautje gekocht. Onze gastheer bleek echter ergens anders te zijn, dus hebben we eerst een soda gedronken met zijn vader en moeder en vervolgens werden we naar de plek gebracht waar de beste jongen zich bevond. Dit bleek een bush-bar te zijn, een hutje gemaakt van klei en met stromatten als omheining van de binnenplaats midden tussen de bananenbossen. De locals dronken daar conyagi, een lokale drank gemaakt van bananen (wat anders), en aangezien we niet nep kunnen komen moesten wij daar ook aan. Dat spul smaakt echt nergens naar. Ja, naar water dat te lang stil staat met een dood beest erin. Tegen de tijd dat we terug gingen was onze gastheer zo dronken dat hij niet meer kon vertalen tussen Engels en Kihaya. Op het moment dat hij snoeihard op zijn plaat ging vonden we het tijd om hem naar huis te brengen. Je kunt je voorstellen hoe hilarisch en bizar de situatie tegelijkertijd was, en toen moesten we nog eens terug naar onze Nederlandse gasten! Gelukkig waren we er zelf beter aan toe.
Met onze relnicht gaat alles goed. Nog elke ochtend staat de binnenplaats op zijn kop en als je bij hem in de buurt komt dan krijg je minstens één goedmoedige dreun van zijn hoorns tegen je boven- of onderbeen. Gelukkig blijft het op die hoogte. Van het begin af aan deed het beest me al aan iemand denken maar nu pas is het kwartje gevallen, vanaf heden noem ik hem daarom Bertus de Beukelaar! Hij zal niet lang meer van die naam kunnen genieten trouwens, aangezien Paul volgende week al vertrekt, geven we vrijdag ons kwaheri-feestje, onder de naam Kwaheri Mbuzi Kubwa Party!
Het hoogtepunt van dit weekend was dat er geen stroom was. We boften, want volgens mij is dit de eerste keer in de geschiedenis van Rubya dat ze dit van tevoren aankondigen. Paul was naar Bukoba om Saar op te halen, dus ik bleef alleen achter een onhoudbaar oerinstinct: vuur maken en daar mijn eten op klaarmaken. Dat vuur maken was nog niet makkelijk, ik kwam erachter dat de flair (magazine) vooral handig is voor het aanwakkeren van de vlammen, branden doet dat spul niet goed. En het hout van de lokale markt moet ook eerst behoorlijk wat vocht kwijtraken voordat de vlammen toe willen slaan. Maar uiteindelijk is het me gelukt een mooi vuurtje te maken en er ook nog eens een goede maaltijd op te koken. Dat gaat zo nog wel vaker gebeuren!
Dit was het weer, de volgende keer dat ik schrijf is waarschijnlijk vlak voor mijn vertrek naar Mwanza. Maar daar wil ik nu nog niet al te veel over nadenken.
Groetjes! Roderick Isaac AKA Lordrek
Laatste week maternity
Mijn laatste weekje bij de maternity is begonnen en het is weer tijd voor een nieuw verhaal! In het kort; het gaat hier toppiejoppie, we vermaken ons beter dan prima en doen nog wekelijks nieuwe ontdekkingen, zowel tijdens werk als prive!
Degenen die de film Kung Pow kennen zullen de volgende metafoor begrijpen. Voor de rest hoop ik dat dit een extra reden is om die film maar eens te gaan kijken, een leuke film en een verrijking van je leven. Om een lang verhaal kort te maken: in Kung Pow speelt een aziatische vechtkunstenaar met piepende schoenen die met opzet verkeerde vechttechnieken aangeleerd heeft gekregen. Resulterend in vechttechnieken zoals de 'my balls to your shoes' techniek. Evenzo heeft iemand hier volgens mij doelbewust de Tanzanianen op een totaal verkeerde manier Engels geleerd. Ze kennen de juiste woorden, maar verdraaien de klinkers en het accent precies zo dat het woord totaal onherkenbaar is en je soms niet eens zeker weet of hij Engels danwel Swahili spreekt. Daarnaast gebruiken ze soms woorden op een verkeerde manier. Het woord ‘even' wordt gebruikt als ‘ook', zonder er acht op te slaan dat het ook ‘zelfs' betekent, bijvoorbeeld: ‘Even Roddy does a good job.' Daarnaast draaien ze de L en de R heel vaak om, zodat bijvoorbeeld malaria maralia wordt. Al met al leidt dit vaak tot hilarische misverstanden.
Ook heeft iedereen hier een mooie naam. Naast de veel voorkomende Swahili-namen zoals Sharifu (eerbaar), Bahati (geluk), Mzee (meneer) en Kachuchu (tepel) gebruiken ze veel verbasteringen van westerse namen zoals Jeniva (Jennifer), Jakisoni (Jackson) en Barahyiani (Brian). Ook namen zoals Hapines, Joynes en Lightnes komen veel voor. De meest briljante naam is echter van een van de nurse students. Hij is de tweede van een tweeling, en misschien niet helemaal verwacht aangezien hij Bonus heet.
Een ander ding van Tanzania is dat het begrip tijd hier totaal anders is. Het heeft iets stroperigs, lastig uit te leggen. De werkdagen zijn minder lang, maar om daarna nog iets nuttigs te doen is erg lastig. Midden op de dag wordt je loom van de warmte. En alledaagse dingen kosten hier ook meer tijd, denk aan de was doen zonder wasmachine, vlees zelf slachten of bewerken, steentjes uit rijst halen etc). Afrikanen gaan ook anders om met de tijd. Anderhalf uur te laat is het gemiddelde, en als iemand zegt dat hij langs komt om 4 uur 's middags betekent dat dat hij de intentie heeft om langs te komen, maar of het überhaupt lukt is de vraag. Als hij bijvoorbeeld zelf bezoek heeft, dan komt hij pas als zijn eigen bezoek weg is. Een reis ergens naartoe wordt hier ook niet gemeten aan de hand van hoe lang dat duurt, maar wat er onderweg gebeurt. Je merkt het bijvoorbeeld aan de daladala busjes, die vertrekken niet om een bepaalde tijd, maar als ze genoeg mensen hebben ingeladen, of dat nou 5 minuten of een uur duurt (zo kost op zondag reizen aanzienlijk meer tijd). En als je hier een lekke band hebt, is er geen ANWB die je binnen een bepaalde tijd kan komen helpen. Je hebt hier overigens verrassend weinig nodig om de tijd door te komen, we vervelen ons geen moment! De daladala is tegenwoordig zelfs ons favoriete vervoersmiddel! En als we een keer een paar uur de tijd hebben dan gaan we vaak wandelen, de omgeving is hier prachtig en verrassend afwisselend. Zo zijn we gisteren naar Lake Victoria gewandeld. Voor ons vertrek had ik via google earth gemeten dat de afstand hemelsbreed 10 kilometer is. Er ligt echter een rivier tussen die je over moet steken, het terrein is bergachtig en de wegen slingeren enorm. Daarom zijn we vroeg vertrokken en hadden we flink de pas erin, en binnen een half uur bereikten we de rivier. Daar aangekomen kwam de boot ons juist tegemoet, dus we hadden mazzel. De boottocht was supermooi, en door een neger met een lange paal (kop hem maar in) en 10 cm water in de boot werden we door een prachtig moeras geboomd. Eenmaal de rivier over snel weer verder en na twee uur kwamen we aan bij de grote weg naar Bukoba en zagen we Lake Victoria al liggen. Er wachtte ons echter nog een steile afdaling met een prachtig uitzicht, zoals je alleen in films ziet. Ik kreeg het gevoel dat ik bij een nog niet eerder ontdekt deel van Tanzania aankwam, helemaal afgezonderd van de rest van de wereld door de steile rotsen er omheen. Na de steile afdaling kregen we een enorme stoet kinderen achter ons aan, blijkbaar zien ze daar niet veel blanken. Al aangekomen bevonden we ons bij een soort haventje met vissers en een paar hutjes. Daar hebben we even uitgerust maar helaas moesten we alweer snel terug om op tijd thuis te zijn.
Zoals je misschien uit mijn vorige verhaal hebt opgemaakt, hebben we een pingpong tafel laten maken door 2 houtbewerkers hier uit de buurt. We hadden een pingpongsetje meegekregen van Sjoerd en dat konden we natuurlijk niet onbenut laten! Sinds dag 1 is het hout aanzienlijk gaan werken, maar op een paar miniatuurspelonken na is het een prima TTT pingpong paradijs geworden! En het is een trekpleister voor onze collega's van het ziekenhuis! Ze kunnen er geen bal van maar vinden het wel geweldig grappig!
Helaas is er dit keer ook slecht nieuws. Een van de belangrijkste mensen van het ziekenhuis, de patron van de nurse students en de spil van een aantal belangrijke projecten zoals het malnutritieproject, werd afgelopen maandag zwaargewond het ziekenhuis binnengebracht en is een dag later aan zijn verwondingen overleden. Het hele ziekenhuis staat op zijn kop, de sfeer is totaal omgeslagen, iedereen is van slag en niemand begrijpt hoe dit heeft kunnen gebeuren. Afgelopen vrijdag hebben we zijn begrafenis bijgewoond, erg triest.
Met Bertus gaat alles goed. Te goed zou je bijna zeggen. Zijn drang naar rellen wordt met de dag groter, elke ochtend is er meer rommel op de binnenplaats en laatst had hij zelfs de pingpongtafel verplaatst. Ik hoop dat ik de foto's online krijg, maar het internet is zelden zo goed dat het dat toestaat.
Genoeg voor nu, later meer!
Groeten uit de rimboe!
Roddy