Vakantie in Kenia en vertrek

Marleen heeft al prachtig verslag gedaan van de reis door het noorden van Ethiopië, daar heb ik weinig aan toe te voegen. Aan het einde van deze reis is het voor mij alweer tijd om mijn visum te verlengen. Conform Ethiopisch-bureaucratische logica moet ik hiervoor het land verlaten. De vorige keer ben ik naar Djibouti gegaan, dit keer is Kenia aan de beurt. Andrea – mijn Italiaanse collega in Gambo – is op dat moment op bezoek bij een missie in Kenia, en heeft mij daar ook uitgenodigd. Zodoende pak ik direct na de rondreis het vliegtuig naar Nairobi, om twee uur later met voor mij onbekend gemak een visum te scoren en ongehinderd door enige verdere controle het vliegveld af te lopen. Ik ben geloof ik nog nooit in zo’n korte tijd na de landing bij een vliegveld weggereden.

We vertrekken richting het consolata van Nairobi, waar we de nacht zullen doorbrengen. Als we aankomen valt me zelfs in het donker op hoeveel dit consolata verschilt met dat in Addis. Groter, mooier, luxer. Bij navraag blijken hier 80 priesters te verblijven, terwijl dat er in Addis 17 zijn. Er is zelfs een zwembad… Na een korte nacht (en helaas dus geen gebruik van het zwembad) vertrekken we ’s ochtends vroeg naar de missie. Voor vertrek wordt mij in de auto verzocht twee dingen te doen: 1) De deur op slot (Nairobi wordt niet voor niets gekscherend ‘Nairobbery’ genoemd). 2) Een nep riem over mijn benen leggen. Onderweg worden we continu geflitst, schijnbaar ‘traffic control’. Mijns inziens zouden ze dat geld beter kunnen investeren in veiligere oversteekplaatsen: de goed geasfalteerde wegen hier zijn heel breed en goed onderhouden, maar als zonder waarschuwing een drempel op de driebaans snelweg verschijnt dan gaat daar een voetgangers pad achter verscholen. Een brug of tunnel zou met deze drukte geen overbodige luxe zijn. Toch ziet alles er hier een stuk beter uit dan in Ethiopië. Na alle eerste indrukken heb ik bijna de neiging om Kenia een rijk land te noemen. Onderweg worden we aangehouden door de politie voor een controle. Gelukkig heb ik net op tijd mijn nepgordel weer op schoot gelegd (was ik na de plaspauze in eerste instantie vergeten), maar we krijgen toch een boete omdat het profiel van de linker voorband niet diep genoeg is. Eigenlijk is het 3000 shilling, maar na bemoeienis van een Keniaanse medepassagier in lokaal dialect kunnen we afdingen naar 1000. Er wordt natuurlijk geen officieel bonnetje geschreven. Alle vooroordelen over Keniaanse corruptie worden direct bevestigd.

De missie hier bestaat uit een ziekenhuis, een boerderij, een school en een weeshuis. Ik verblijf samen met Andrea in een kamer bij het weeshuis. Het weeshuis wordt gerund door Rita, een kwieke dame van halverwege de zeventig, die voor de kinderen tegelijkertijd een moeder en oma is. Er verblijven momenteel 21 weeskinderen, van 1 tot 17 jaar oud. Het is enorm leuk om hier mee te helpen en te spelen met de kinderen. Het doet overigens meer denken aan een groot gezin dan een weeshuis. In het weekend of als de kinderen naar school zijn, verkennen we de omgeving; een bergachtig gebied dat momenteel vrij dor is. Het droge seizoen is bijna afgelopen, maar bij de rivier is het nog prachtig groen. In de buurt zijn grote watervallen en op loopafstand zijn er diverse uitkijkpunten. De missie ligt ver weg van de dichtstbijzijnde stad, maar je hoeft je hier absoluut niet te vervelen.

Na een weekje Kenia ga ik weer terug naar Gambo, om mijn collega Werner in te werken. Helaas zit mijn tijd er alweer op, en Werner neemt het stokje van me over. Na een behoorlijk hectische en emotionele inwerk- en afscheidsweek ben ik vorige week teruggekomen in Nederland. Ik moet nog behoorlijk wennen aan het leventje hier, maar langzaam aan gaat het steeds beter. Het weer valt me in ieder geval niet tegen. Komt die zwembroek uiteindelijk toch nog van pas…

NB. Mocht je contact met me op willen nemen: Vodafone heeft mijn sim kaart geblokkeerd en het schijnt bijzonder lastig te zijn deze te deblokkeren. Zodoende ben ik nog niet op mijn oude telefoonnummer bereikbaar, maar wel via whatsapp en e-mail.

Ethiopische bruiloft

Zoals jullie inmiddels van me gewend zijn loop ik iets meer dan een tikkeltje achter met de verslaglegging van mijn avonturen, waardoor de chronologiteit behoorlijk in het honderd loopt. Ik geloof dat ik jullie nog een verhaal over bruiloften verschuldigd ben. Eerlijkheid gebied me te zeggen dat dit al een tijdje klaar stond, maar op het moment van schrijven vond ik het niet gepast om te posten en daarna is het wat in vergetelheid geraakt.

Het volgende speelt zich af vlak voor mijn vertrek naar Nederland, tijdens de Ethiopische wittebroodsweken. De Ethiopische orthodoxe christenen zijn zeer gelovig, en voor het Pasen van de orthodoxe kerk wordt twee maanden gevast. - Overigens ben ik er inmiddels stellig van overtuigd dat Ethiopiërs niet alleen zo mager zijn vanwege armoede, maar ook vanwege hun neurotische neiging om voor elke gebeurtenis te vasten. Standaard wordt elke woensdag en vrijdag gevast. Daarnaast wordt voor veel feestdagen een bepaalde tijd gevast. – Maar het vasten voor pasen spant qua duur de kroon en daarna heeft iedereen wel zin in een feestje. Dit dan ook de beste tijd om te trouwen. In de eerste twee weken na pasen heb ik twee bruiloften mee mogen maken. Dat waren er drie geweest als er niet twee tegelijkertijd waren gepland.

De eerste trouwerij was van een van mijn favoriete verpleegkundigen, genaamd Mulu. Verpleegkundigen zijn hier personen van hoog aanzien, dus iedereen kent Mulu. Het gevolg was dat het hele dorp zich op de bruiloft had uitgenodigd. Het feest was een kakofonie van traditionele ceremonies, vrolijke muziek en dans, en heel veel eten. Op verschillende plaatsen waren groepjes mensen aan het zingen en dansen, als ware het een minifestival. Maar door die enorme drukte was het ook een gigantische chaos. Het bruidspaar en gevolg was westers gekleed, en de haren van de dames waren gesteild. Het paar had een ellenlange lijst aan activiteiten om af te werken, de enorme hoeveelheid gasten moesten ze feliciteren, cadeaus overhandigen en mee op de foto; en er was een waslijst aan ceremonies om af te werken. Niemand wist precies wat wanneer hoe moest gebeuren, het bruidspaar en direct gevolg incluis. Er waren een aantal professionele fotografen die ook nog eens van alles wilden en zo hun duit in het zakje met chaos deden. Het leek soms meer op een fotoshoot dan op een bruiloft. Om een uur of vijf vertrokken we uiteindelijk naar Awassa om nog wat meer foto’s te maken. Dat was vrij laat aangezien het hier om een uur of zeven donker wordt. Voor dit doel waren een grote bus en een aantal minibusjes geregeld. Ik werd door Hanna de grote bus in geloodst, en dat bleek een hele goede keuze. Ik zat bijna achterin, naast Hanna, samen met een groep kerels van rond de twintig, zeg maar de hippere jeugd van Gambo. De rit naar Awassa was één groot feest. Ondanks het vele gehobbel en heen-en-weer geschud over de modderige bergweg werd er continu gedanst, gezongen en qat gekauwd, een combinatie die tegen alle natuurwetten in leek te gaan maar wonder boven wonder goed ging. Awassa is een stad aan een meer in een prachtige omgeving, ideaal voor een fotoshoot. Maar Awassa is ook zo’n anderhalf tot twee uur rijden, en aangezien het hier om 7 uur donker is begon het al te schemeren toen we aankwamen. In recordtempo werd het bruidspaar op het toneel werd gedreven, foto’s gemaakt, de taart gesneden, foto’s gemaakt, bruidspaar gevoerd, foto’s gemaakt, champagne (of waarschijnlijker een betaalbaarder bubbelend substituut met hetzelfde etiket) gedronken en duizend-en-één foto’s gemaakt. Twintig minuten later was het pikdonker en werd er vuurwerk afgestoken, een soort van Romeinse kaarsen. Vervolgens gingen we snel weer met de bus terug, ik geloof dat ik in totaal drie kwartier in Awassa ben geweest. In het donker reizen in Ethiopië gaat een stuk trager en na verschillende tussenstops kwamen we uiteindelijk om 1 uur ‘s nachts thuis in Gambo, wat voelt als 3-4 uur ‘s nachts omdat het ritme hier anders is. Dit is dus wat ze hier noemen een ‘city wedding’.

Mijn populariteit bij de hippere jeugd is overigens na die busreis en een paar blaadjes qat op stel en sprong toegenomen, van alle kanten word ik sindsdien belaagd met de meer trendy ‘peace-no’ en ‘okay-no’ groeten.

Een week later was ik uitgenodigd voor een ‘village wedding’. De zus van Jack ging trouwen en hij heeft me meerdere malen op subtiele wijze duidelijk gemaakt dat mijn aanwezigheid verwacht werd. Ik had eigenlijk dienst, maar heb kunnen regelen dat iemand anders het overnam. Jack had de week voor de bruiloft vrij genomen om voorbereidingen te treffen. Als oudste zoon is hij hier mede verantwoordelijk voor. Zelf heb ik heb een klein steentje bijgedragen door te helpen met hout sprokkelen en water halen. Als het aan Jack lag dan had ik alleen maar toegekeken, maar ik heb hem snel duidelijk gemaakt dat hij dat kon vergeten. Dit leverde hilarische momenten op, menig Ethioop keek zijn ogen uit of stond te klappen en te juichen toen ze zagen hoe een blanke met hout en jerrycans water liep te sjouwen. Het liefst hadden ze het uit mijn handen getrokken om het over te nemen.

In tegenstelling tot de bruiloft van Mulu kwam hier geen professionele fotograaf, de enige aanwezige mensen met camera’s waren het handje vol gasten met een smartphone. De dag van tevoren heb ik dat tussen neus en lippen door gevraagd, dus heb mijn eigen camera meegenomen om voor fotograaf te spelen.

De dag was een hele bijzondere ervaring. Ik was vrij vroeg aanwezig, eerst snel een ronde gedaan over de afdeling en vervolgens direct naar de bruiloft gekomen. De laatste dingen werden nog voorbereid. Ik werd gestationeerd bij de groep kerels van mijn laatste busreis, die dus ook goede vrienden van Jacky bleken te zijn. Onze taak was het vullen van plastic flesjes met lokale frisdrank, lokaal bier (t’ala) en lokale wijn (t’aj). Ik had het idee dat er voor elke tweede gevulde fles één genuttigd werd, en dan heb ik het niet over de frisdrank. Zelf heb ik me maar ingehouden, geen idee hoe sterk dat spul is en een beetje jammer om 10.30 ’s ochtends al dronken te zijn of last te krijgen van je darmen. Om 12 uur begonnen de tenten buiten vol te stromen. Een tent voor de gasten van de bruid en een voor de gasten van de bruidegom. Althans in theorie, want de gasten van de bruidegom moesten uit Arsi Negele komen en waren er nog niet. Op een gegeven moment zag ik iemand trots als een pauw rondlopen met een zweep. Op de vraag waarom hij met die zweep rondliep, werd geantwoord: ‘Die zweep is voor de echtgenoot, voor het geval er ruzie ontstaat…’ Deze cultuur bevalt me wel.

Uiteindelijk komen de gasten uit Arsi Negele aan in drie minibusjes en twee bajaj (tuc-tucs, eigenlijk gewoon uitgebouwde scooters). Het eerste dat ze doen is een twee persoons bed met de grootte van een twijfelaar midden op de weg opzetten en opmaken, zodat iedereen het kan bewonderen. That’s where the magic will happen… Dan breken ze het weer af en gaan ze de tent in om te eten, injera uiteraard, het liefst met rauw vlees. De bruid wacht ondertussen gedwee in het huis. Eenmaal uitgegeten gaat bruidegom met begeleiding het huis in om officieel de hand van de bruid te vragen. Dit gaat gepaard met het schenken van diverse cadeaus. Bruid, bruidegom, en het gevolg van beiden zijn gekleed in mooi gekleurde traditionele kleding. Hierop volgen diverse ceremonies zoals het samen drinken van melk uit traditioneel versierde flessen. Uiteindelijk wordt boter gemengd met koffiebonen op de hoofden van verschillende ouderlingen gesmeerd waarmee het huwelijk gezegend is en het echte feest kan beginnen. De bruidegom neemt de bruid mee naar buiten - de bruid in tranen, omdat ze haar huis moet verlaten. Nadat ze vertrokken zijn wordt er veel gedanst en nog meer gedronken. Dit betekent hard werken voor Jacky, en genieten voor mij. Het traditionele zingen en dansen is heel bijzonder om mee te maken. Aan het einde van de dag is Jack uitgeput en maken we een wandeling naar de rivier om even te rusten. Bij terugkomst blijkt er eindelijk elektriciteit te zijn en is het kinderfeest losgebarsten. Als het donker wordt dansen ook de volwassenen weer tot voor Ethiopische begrippen diep in de nacht.

Als ik uitgeput thuis kom besef ik me dat ik nog nooit zó opgeslokt ben door een andere cultuur.

Ethiopia part 2

Bij het plaatsen van dit stukje ben ik weer thuis, na drie mooie weken in Ethiopië samen met Roddy en familie.

Terwijl ik dit verhaal (grotendeels)in Ethiopië schrijf is het vlooiencircus op mijn lijfweer losgebarsten! De prijs voor meeste vlooienbeten haal ik echter net niet, hijgaat deze vakantie naar Isaac, met meer dan 40 beten...

Mijn Ethiopië avontuur start opnieuw in Duitsland, dit keer samen met Johan en Marije op een terras in een plaatsje vlakbij Frankfurt met een Duits biertje en een schnitzel. We overnachten op vrijdagavond in een hotel bij de luchthaven, Johan en Marije in een tweepersoonsbed, ik in het kinderbedje ernaast… Zaterdagochtend vertrekken we met Lufthansa naar Addis Abeba met een tussenstop in Jeddah (voordeel: Saudi Arabië kunnen we nu ook afvinken van ons to-do lijstje). Na een klein oponthoud, omdat de poort van de parkeergarage onder het hotel niet meer openging, stapten we op tijd aan boord, in het bezit van een upgrade, waardoor we voordat we gingen opstijgen al een glas sap in onze handen gedrukt hadden gekregen. Niet verkeerd dus! Halverwege de avond landen we in Ethiopië. Chauffeur Ermias zou ons vervolgens naar een B&B in Addis Abeba brengen en we zouden de volgende ochtend vroeg vertrekken naar Roddy in Gambo. Echter… Roddy verraste ons en was aanwezig op het vliegveld! Een sneller weerzien dan verwacht!

Het plan om zondag naar Gambo te vertrekken blijkt de volgende ochtend niet door te kunnen gaan. De extra zondag in Addis Abeba vullen we met het bezichtigen van deze stad met Roddy als gids, deels lopend en deels in een taxi die vooral naar links moet sturen om rechtdoor te kunnen rijden…

Het is die zondag te gevaarlijk om naar Gambo te reizen, want er zijn protesten en demonstraties op de weg. De bevolking komt momenteel in opstand tegen de regering, waardoor het de laatste weken onrustiger is in sommige delen van Ethiopië. We hebben dit de afgelopen weken tijdens onze rondreis in meerdere steden gemerkt aan het feit dat er opvallend veel legermannetjes met grote geweren op straat rondlopen, de winkels en restaurants soms gesloten zijn omdat de bevolking staakt en we een extra vliegtripje in plaats van een autoreis moeten maken. We worden goed op de hoogte gehouden door onze touroperator en kunnen onze plannen gelukkig redelijk goed en zonder groot gevaar uitvoeren.

Op maandagochtend vertrekken we wel naar Gambo in een 4x4, eveneens geregeld door onze touroperator. De tocht is wederom mooi en indrukwekkend (en lang want onze driver lijkt niet erg ervaren in het off-road rijden, en stopt voor elke hobbel en elk gat en hij laat elke ezel voorgaan…). Het is fijn om weer een midweekje terug te zijn in Gambo en mee te leven in het leven wat Roddy daar leeft. Marije en ik laten Johan de omgeving zien en we bezoeken opnieuw de waterval. De brug over de rivier blijkt echter ingestort en we moeten nu over twee boomstammen de rivier over, echt Afrika en echt iets voor mij… Hoogtepunt van de week was toch wel dat Johan, Marije en ik eerste rang hebben meegekeken met een keizersnede die Roddy heeft uitgevoerd. Dit was spannend (en bloederig…), maar we zijn (met enige moeite) allemaal op de been gebleven. Na deze operatie hadden we de smaak te pakken en hebben we de volgende dag opnieuw een keizersnede bijgewoond, nu van een tweeling. Heel bijzonder om dit te mogen meemaken! Tijdens de operatie rookt de anesthesist trouwens even een sigaretje in de ruimte aansluitend aan de operatiezaal…

Deze week hebben we ook kennis gemaakt met Andrea, Roddy’s Italiaanse collega, en hebben we andere oude bekenden ontmoet. We mogen opnieuw bij Jack thuis op de koffie, we kijken naar een voetbalwedstrijd op het ‘dorpsplein’ terwijl we koffie drinken in de tent van Dalu (die op dat moment in het voetbalveld valt…) en we lachen met de lieve kindjes uit het dorp.

De tijd vliegt en vrijdag staat onze driver (weliswaar vijf uur te vroeg) klaar om ons terug naar Addis Abeba te brengen, want zaterdagochtend landen Isaac en Sjanny en is het gezelschap compleet en kan de rondreis door het noorden van Ethiopië beginnen. Ik moet even wennen aan de Ethiopische hotelstandaarden (gaten in ramen, asbakken op de kamer, rondlopende gekko’s, kakkerlakken…), maar er zitten zeker ook positieve uitschieters bij. Onze tocht start in Lalibela, nadat we hier zondag naar toe zijn gevlogen in een klein propellor vliegtuigje. Het inchecken op het vliegveld van Addis Abeba vergt enig geduld en grote verwondering, maar uiteindelijk komt het allemaal goed. Efficiëntie blijft een lastig begrip. Wel zijn ze allemaal de hele tijd ‘bezig’.

Lalibela blijkt een prachtig plekje, vanuit het hotel hebben we een geweldig uitzicht over het dal en de bergen. We bezoeken in anderhalve dag de mooiste rotskerken in dit stadje. Vervolgens gaan we hiken in de bergen rondom Lalibela. Dit worden drie bijzondere, pittige, doucheloze, maar ook ontzettend mooie dagen. We slapen in hutjes met prachtige uitzichten en we stijgen uiteindelijk tot 3300 meter hoogte (we zijn boven de wolken!). We hebben steile bergen en rivieren getrotseerd en ons over keien en door modder en natte velden geworsteld, maar het is prachtig! Ondertussen wordt onze grote bagage meegesjouwd door een aantal ezels. Na menig schietgebedje, want de ezels dreigen wel eens onderuit te gaan (ik zie mijn ezel in mijn gedachten al wegdrijven met al m’n bagage), komt alles heelhuids op bestemming aan.

Onze volgende haltes zijn de stad Bahir Dar en het Tana meer. Het centrum van Bahir Dar is de netst ogende stad in Ethiopië die ik tot nu toe heb gezien. Het ziet er gezellig uit met palmbomen en de temperatuur is er lekker. Het weer valt sowieso niet tegen hier, ondanks het regenseizoen is het grotendeels droog en de buien die vallen kunnen we (bijna) allemaal ontwijken. De regenbroek is nog niet uit de tas geweest. We maken een boottocht over het Tana meer, bezoeken een aantal oude kerken en spotten meerdere nijlpaarden. Ook zijn we naar de Blue Nile falls gegaan, enorm grote en mooie watervallen. Om hier te komen hebben we ongeveer een uur over de onverharde weg door kleine dorpjes gereden. Ethiopië heeft schitterende plekken, maar je ziet onderweg ook heel veel armoede. Het is zo anders dan Nederland, moeilijk te omschrijven…

Na Bahir Dar zijn we middels een vier uur durende autotocht naar de stad Gondar gereden, waar hele oude kastelen en kerken te bewonderen zijn. We bezoeken in Gondar ook de dagelijkse markt. Het blijft bijzonder om door de drukte en hectiek van zo’n grote, onoverzichtelijke markt te lopen en te zien wat er allemaal (voor troep) wordt verkocht. Mooi zijn de kleuren van de kruiden, de sjaaltjes en de traditionele koffiepotten. We sluiten de reis af in de stad Axum, een plaats met veel geschiedenis en cultuur, wat (iets te) enthousiast werd toegelicht door onze gids. Na drie dagen tuten m’n oren van alle informatie, maar zijn we weer een hoop wijzer geworden.

Ik ga zo maar eens op pad naar de supermarkt voor een gewone, lekkere Hollandse maaltijd… Afrika is schitterend, maar westerse gerechten koken is lastig… Naast het feit dat ze de helft van de gerechten op de kaart vaak niet hebben, waren de hoogtepunten van deze vakantie toch wel de Cheese burger die uit geserveerd werd zonder burger en de Fish and chips die gebracht werd zonder chips!

Jullie krijgen tot slotallemaal de groeten van Roddy! Ik had hem graag mee naar huis genomen, maar dat laat nog eventjes op zich wachten!

Liefs Marleen

De uitvaart

Tijdens de terugreis van een weekendje Awassa - het eerste uitstapje in Gambo sinds een bizar drukke maand - bedrijft een Ethiopische naast me de liefde met mijn onderarm. Die lichte haren blijven blijkbaar onweerstaanbaar. Ik kan het niet helpen de belangrijkste gebeurtenissen van de afgelopen maand de revue te laten passeren. Ook al zijn ze niet al te prettig.

Vooraan in mijn gedachtereeks staat oom Jan. Een geweldige man, voor wie ik stiekem altijd veel bewondering heb gekoesterd. Dat heb ik hem natuurlijk nooit verteld, daar waren we beiden namelijk veel te mannelijk voor. Hij was iemand die alles dat hij had met zijn eigen handen heeft opgebouwd, puur door zichzelf te blijven en keihard te werken. Het voelt bijzonder oneerlijk dat hij zo vroeg uit het leven heeft moeten stappen, terwijl hij net wat minder werkte en meer ging genieten. De plotselinge vlucht in combinatie met een oer-Hollandsche griep hebben me behoorlijk opgebroken, maar ik ben heel blij dat ik de uitvaart heb kunnen bijwonen. Het was het minste dat ik voor hem en zijn familie kon doen.

De volgende in de rij is opa Den Dekker. Hij was gevallen, heup gebroken en vlak voor mijn aankomst geopereerd. Gelukkig heb ik hem tijdens mijn bliksembezoek in Nederland nog kunnen opzoeken, want in de eerste week van mijn terugkomst in Gambo is hij overleden. Het voelt vervelend om niet bij familie te kunnen zijn tijdens dit soort momenten, ook al wist ik van tevoren dat dit kon gebeuren. Ik had graag iedereen in de ogen willen kijken en een knuffel willen geven. Maar mijn verantwoordelijkheid in het ziekenhuis staat me niet toe om nog eens op en neer te vliegen of langer in Nederland te blijven.

Dan nummer drie. Minder persoonlijk, maar niet minder heftig. Woensdagmiddag om zes uur werd ik gebeld door de verpleging; een patiënte is niet zo lekker. Eerder op de dag vlot bevallen van een kind in stuitligging. Voelde zich de hele dag prima, en had om drie uur nog gegeten. Toen ik nog geen vijf minuten later aankwam kon ik weinig meer doen. Ik zag haar voor de laatste keer gaspen terwijl de zuurstof in aantocht was, maar het was al te laat. Overleden aan een bloedvergiftiging door ouderwetse kraamvrouwenkoorts. Terwijl ik de papieren invulde in de staffroom hoorde ik het gejammer van familie, vrienden en kennissen. Ik kon het eigenlijk niet zo goed hebben, dus besloot ik naar buiten te gaan. Vervoer was al geregeld zag ik, in de vorm van een bajaj. Een bajaj, elders ook wel tuk tuk genoemd, is eigenlijk niets meer dan een uitgebouwde scooter. Je kunt officieel met zijn tweeën op de achterbank zitten. Ondanks mijn weerzin was ik om de een of andere reden geboeid door het tafereel en bleef ik staan. Rouw wordt hier anders getoond dan wij gewend zijn. Als je ze vertelt dat hun pasgeboren kind overleden is, dan kijken ze alsof je hebt gezegd dat de melk over de datum is. Das balen, nieuwe halen. Maar als het om een volwassene gaat, is het uiten van immense pijn heel normaal. Buiten de afdeling op het grasveld hebben zich een man of vijftig verzameld. Een aantal zitten in het gras, schreeuwend van verdriet. Ze roepen een naam, roepen tot god en vragen waarom, leggen voorwerpen op hun hoofd, herhalen zichzelf als waanzinnigen, terwijl het troosten en kalmeren door anderen averechts lijkt te werken. Uiteindelijk worden vier sterke mannen opgetrommeld om het lijk naar de bajaj te dragen. Een brancard is niet beschikbaar. Handen en tenen zijn met een gaas aan elkaar geknoopt, en het lichaam is strak in een grote doek gewikkeld dat vervolgens op toch wel sierlijke wijze is dichtgeknoopt. Eenmaal in de bajaj, al overvol met partner, twee hulpen en de chauffeur, steekt de overleden jonge moeder aan een kant uit. Vlak voor vertrek gooien twee jonge mannen zich naast de bajaj op de grond. Zonder zichzelf op te vangen kletsen ze zo met hun gezicht op de stenen. Dan vertrekt het gezelschap, met een tocht van zo’n twee uur voor de boeg. Een tijdige injectie met de juiste antibiotica had dit hele drama kunnen voorkomen.

Ik wind er geen doekjes om, soms is het zwaar om hier te werken. Er is in westerse ogen veel onnodig en, nog belangrijker, vermijdbaar leed. Helaas hoort dat er ook bij. Daarom is het belangrijk om voor ogen te houden wat er allemaal wel goed gaat. Hoeveel onnodig leed voorkomen wordt door de aanwezigheid van een goed en betaalbaar ziekenhuis, met relatief goed opgeleid personeel. De lokale bevolking uit daarvoor regelmatig hun dankbaarheid, ook al willen ze vaak zo snel mogelijk het ziekenhuis weer uit.

Ik ben me bewust dat bovenstaand verhaal somber is, maar geen zorgen over mij. Gambo is een prachtige plaats met geweldige mensen en ik heb het hier hartstikke goed naar mijn zin. Mensen vragen me weleens of ik me niet alleen voel hier. Het mooie is, ik heb me hier nog nooit alleen gevoeld. Er zijn altijd mensen om me heen, en ik heb helemaal geen tijd voor eenzaamheid. Er is altijd iets te doen, en zo niet, dan is er altijd wel iets te doen.

Sinds anderhalve maand, vlak voor mijn vertrek naar Nederland, woont Andrea (in Italië ook een gebezigde naam voor mannen) bij mij in huis. Hij is in februari ook een paar weken hier geweest, en komt nu voor zes maanden dokteren op de medical ward, zeg maar interne geneeskunde plus alles dat niet kindergeneeskundig, chirurgisch, gynaecologisch of verloskundig is. We kunnen het goed met elkaar vinden en ondernemen veel samen. Ook Jack komt regelmatig over de vloer. Een paar weken geleden heb ik examen gedaan voor de gele band van taekwondo. Ondanks wat slaaptekort door een spoedgevalletje midden in de nacht, en een openlucht examen in de modder na een regenbui - een flinke uitdaging voor sommige trappen - heb ik het gelukkig gehaald zonder met mijn witte pak in de modder te vallen. Als cadeau heeft Jack me een heus taekwondo uniform gegeven met een gele band.

Dat was het weer. Voor de volgende keer beloof ik een vrolijker verhaal!

Groetjes!!!

Intermezzo

Beste allen,

het vrolijke verhaal dat ik voor jullie had klaar staan moet plaats maken voor het volgende bericht. Deze week heb ik het bizarre en immens tragische nieuws vernomen dat mijn oom Jan is overleden. Veel te vroeg en totaal onverwacht. Na wikken en wegen van verantwoordelijkheden en emoties heb ik besloten om terug te gaan, zodat ik dinsdag bij de uitvaart kan zijn, naasten kan ondersteunen en fatsoenlijk afscheid kan nemen.

Vanavond vlieg ik naar Nederland en vrijdagavond zal ik terug vliegen.

Groet, Roddy

Marleen, Marije en Isaac go Ethiopia!

Na vijftien lange weken aftellen was het eindelijk zo ver! Wij vertrekken naar Ethiopië om Roddy op te zoeken! Reuze spannend voor mij, maar ik heb goede ondersteuning bij me! Door Johan worden we op Koningsdag afgezet in Arnhem waar we op de ICE trein stappen naar Frankfurt. We hebben niet gereserveerd en in de trein is het principe van de stoelverdeling ons niet helemaal duidelijk, waardoor er bijna een soort stoelendans ontstaat, maar gelukkig zijn de meeste Duitse medereizigers niet zo moeilijk en zoeken ze een ander plekje op als wij op hun stoel blijken te zitten. Eenmaal in Frankfurt blijkt het grondpersoneel op de luchthaven te staken, wat Marije en Isaac stiekem al lang wisten, maar gelukkig gaan de internationale vluchten gewoon door. Na een lekkere Duitse hamburger en een Duits biertje betreden we het vliegtuig van Ethiopian Airlines. We hebben een prima, directe vlucht, al gaat het wel een beetje op z’n Afrikaans. Zo ondervinden we dat je best op kunt staan tijdens het opstijgen van een vliegtuig omdat er een bagagerek openschiet en doet aan de hele rechterzijde van het vliegtuig het in-flight system en licht het niet. Dit is natuurlijk net de plek waar wij zitten, dus er zit niets anders op dan na een warme maaltijd rond middernacht een poging te gaan doen tot slapen.

In de vroege ochtend landen we in Addis Abeba, waar we door een sprintje van Marije als eerste voor de visum aanvraag staan. Dit verloopt allemaal verrassend vlotjes, waardoor we een half uurtje later al buiten staan. Hier ontmoeten we Daniël, een Nederlandse Fransman die in Ethiopië woont en die onze rondreis komende zomer gaat organiseren. Hij neemt ons mee naar een koffietentje, waar we geld wisselen en hij zorgt ervoor dat Ermias voor komt rijden. Ermias is Roddy’s vaste taxi chauf en hij zal ons in zijn iets wat verouderde Toyota naar Arsi Negele brengen. Zijn droom voor de toekomst is een Toyota Landcruiser, maar goed, zo ver zijn we dus nog niet… Het wordt een lange, maar prachtige, bijna vijf uur durende tocht naar het zuiden van Ethiopië. Terwijl we de ezels, geiten, koeien en mensen op de weg proberen te ontwijken kunnen we genieten van mooie uitzichten met bergen en meren en leren we van Ermias onze eerste woorden in het Amhaars. Na een tijdje moet ik nodig een plasje plegen, dus Ermias gaat bij een supermarkt vragen of ik daar van het toilet gebruik mag maken, maar er blijkt geen water te zijn. Hij geeft aan een stukje door te rijden en dan te stoppen. Na een minuut of vijf rijden stopt hij langs een drukke ‘snelweg’. Ik kijk mijn medepassagiers aan, maar wat ik vrees blijkt waar te zijn, het is toch echt de bedoeling dat ik hier langs de weg ga zitten. Ik ontdek geen enkele boom of beschutte andere plaats. Gelukkig offert Marije zich op om mee te gaan. Na een hoop getoeter van de andere automobilisten rijden we, toch enigszins opgelucht, weer verder. In Arsi Negele nemen we afscheid van Ermias en staat er een driver van het ziekenhuis op ons te wachten. Hij zal ons in drie kwartier over de onverharde weg naar Gambo brengen. Onderweg pikken we nog twee dames op die een stukje meerijden. Naar ons idee worden ze er in de middle of nowhere ook weer uitgezet. Het regent ondertussen pijpenstelen, dus Isaac verleent assistentie met het schoon houden van de voorruit en Marije en ik proberen te blijven zitten op het bankje achterin.

En dan zijn we er eindelijk! Onze driver ontpopt zich tot een soort Robert ten Brink en gaat op zoek naar Roddy, terwijl wij van hem toch echt in de auto moeten blijven zitten. Na een zoektocht in het ziekenhuis en de eetzaal blijkt Roddy gewoon in zijn huisje te zijn. Wanneer hij in beeld komt, mogen we dan eindelijk uit de auto! Heerlijk om hem weer in mijn armen te sluiten! Ondertussen valt de regen nog steeds met bakken uit de lucht. Ik had me iets anders voorgesteld bij Afrika en had beter mijn kaplaarzen in plaats van mijn slippertjes in kunnen pakken, maar het is regenseizoen en al dat water zorgt er wel voor dat de omgeving mooi groen gekleurd is.

De dagen die volgen in de missie beleven we diverse interessante avonturen! Regelmatig valt de stroom uit en lijkt het alsof we ’s avonds op de camping zijn, behelpen we ons met kaarsjes en is er een koude douche! Roddy geeft ons een rondleiding in het ziekenhuis. Wat indrukwekkend is dat! Het is heel bijzonder om te zien hoe er daar met weinig en oude hulpmiddelen, in een bedwelmende geur en met veel mensen op één zaal zo goed mogelijk hulp wordt verleend aan de zieke bevolking. Familieleden verzorgen de patiënten verder zelf en wachtrijen zijn niet te voorspellen. Bij het zien van het eerste doodzieke baby’tje staan Marije en ik al met tranen in onze ogen. Isaac ontpopt zich echter tot Roddy’s compagnon en samen werken ze een aantal dagen zij aan zij in het ziekenhuis. Geweldig om te zien! Er kan momenteel niet geopereerd worden, want de anesthesist is een paar dagen weg omdat het Pasen is. Dit zorgt er wel voor dat Roddy wat meer vrije tijd heeft. Terwijl Roddy en Isaac zich bezig houden met de zieke mensen, gaan Marije en ik op verkenning. De eerste dag blijven we op het terrein van de missie, maar naarmate de week vordert verbreden we onze wereld. Wij zijn zelf een grote attractie, dus dit valt niet altijd mee. Met hoofddoek op proberen we ongezien weg te komen, maar het hele dorp blijkt toch te weten waar we uithangen als Roddy ons zoekt. Misschien hadden we toch ook iets aan die blanke blote benen moeten doen? Het hoogtepunt was onze zoektocht naar de apen in het bos en vervolgens ons zelfstandige tochtje naar Lephis, een dorpje verderop, want volgens Roddy hebben ze daar de lekkerste koffie uit de omgeving. Daarnaast hebben we vernomen dat we hier koffiebonen kunnen kopen voor Isaac. Als we aankomen blijkt er die dag geen koffie te zijn, omdat er geen melk is, en hebben zij geen koffiebonen te koop, maar drinken we wel een kopje mierzoete thee met de zoon van de baas. Koffie is een belangrijk ding hier in Ethiopië. Ik lust geen koffie, maar hier wel. Het halve kopje zit vol met suiker, waarna er de koffie met melk overheen wordt geschonken. In het ziekenhuis wordt tweemaal speciaal voor ons een koffieceremonie georganiseerd. De bonen worden voor onze neus gebrand. Verser kan niet! Ook door Jack, de taekwondo leraar, worden we uitgenodigd voor een koffieceremonie bij hem thuis. Marije kan helaas niet mee, omdat zij die dag niet lekker is, maar Isaac, Roddy en ik gaan in de stromende regen naar het huis van de ouders van Jack. We hebben net geluncht. Dit hadden we beter niet kunnen doen. De moeder van Jack heeft een hele maaltijd voor ons bereid. Mijn broek is helemaal vies van de modder, maar eenmaal binnen worden we verzocht toch echt plaats te nemen op het bed van Jack en beginnen we met popcorn. Daarna volgt de injera (een Ethiopische maaltijd) en het bier. Uiteindelijk komt dan toch echt de koffie. Zo rond als een tonnetje, en ik enigszins misselijk, verlaten we een paar uur later het huisje. De mensen zijn hier zo hartelijk en lief. De meeste bewoners in Gambo zijn behoorlijk arm. Ik ben geschrokken van de kleding waarin de kinderen lopen, van het zware werk wat de meisjes en dames moeten uitvoeren en van de staat van de huizen van de meeste bewoners. Het wordt me weer duidelijk dat we in Nederland echt in onze handjes mogen klappen met wat wij allemaal hebben. We leven in Ethiopië trouwens pas in het jaartal 2008, dus ik ben de hele week tweeëntwintig geweest. Een prettige bijkomstigheid! Omdat het Pasen is zijn er deze dagen regelmatig kerkdiensten in de missie. We besluiten de dienst van zaterdagavond bij te wonen. Eerst is er buiten een Paasvuur. Vervolgens volgt er een lange kerkdienst waar ik slechts enkele woorden van versta. Toch verveel ik me niet. De plaatselijke pastoor lijkt vol passie te spreken, kinderen lopen de kerk in en uit, Roddy wordt vernoemd en het koor is wat meer gospel dan hier in Nederland. Na tweeëneenhalf uur en de nodige beste Paaswensen lijkt het ons toch een goed idee om de kerk voortijdig te gaan verlaten. De rest gaat nog even door. Het is mooi om te zien hoe Roddy zich door Gambo beweegt, volledig ingeburgerd is en amicaal wordt begroet door de bevolking, de kinderen en het ziekenhuispersoneel. De lokale mensen houden van innige begroetingen, wat me uiteindelijk tweeëntwintig vlooienbeten heeft opgeleverd. Maar dit is niet erg. Al jeukt het wel verschrikkelijk! Op de missie staat een school, waarop vijftienhonderd kinderen zitten. Gelukkig gaan hier ook steeds meer meisjes naar school. We besluiten een kijkje te gaan nemen. De school is gesloten, maar hij wordt voor ons geopend. Net als het winkeltje van de nonnen, waar producten worden verkocht die zijn gemaakt door de lokale dames. Ik voel me een paar dagen een soort beroemdheid in een omgeving waar ik dit eigenlijk helemaal niet wil zijn. Het voelt niet gepast in deze omstandigheden. Op dinsdagochtend om kwart over zes volgen we een taekwondo les bij Jack. We hebben het geprobeerd, maar het kon echt niet later op de dag. In een kleine, donkere ruimte zonder ramen leren Marije en ik samen met zijn klasje de eerste basisprincipes. Dit hebben we de dagen die volgen ook nog geweten!

Na vijf dagen heeft Roddy ook een minivakantie, verlaten we de missie (gelukkig komen we in augustus terug!) en gaan we naar het mooie Lewi resort in Awasa. Ik moet even wennen aan de luxe waarin we terecht komen. Hier hebben we nog een paar fijne dagen, waarop we onder andere naar een heuse Ethiopische markt gaan, de stad verkennen, boottochten maken en een nationaal park bezoeken. We hangen de toerist uit en chillen aan het zwembad. Het weer is hier zonniger en het is warmer. Onze darmen slaan ondertussen enigszins op hol, waardoor het toilet ook een regelmatig bezocht plekje wordt. Dat Isaac zijn verbrande hoofd insmeert met tandpasta in plaats van een crèmepje mag ik hier misschien niet noemen.

En dan nadert het einde van een geweldig mooie vakantie. Het is niet leuk om weer weg te gaan van Roddy, maar ik ben blij om gezien te hebben waar hij woont en werkt en welke mensen hij om zich heen heeft. Ook ben ik enorm trots op wat hij allemaal doet, hoe hij zich staande weet te houden met alle heftige dingen die hij ziet en hoe hij daar leeft. Ik zou het hem niet na kunnen doen!

Ermias brengt mij en mijn twee trouwe reisgezellen door middel van een lange autotocht terug naar Addis Abeba. Dank Marije en Isaac dat jullie mee zijn gegaan op deze bijzondere tocht! Door de regen is het wegdek op de terugweg erg slecht, waardoor er besloten wordt te gaan spook rijden. Het is dan vervolgens niet zo dat we een beetje aan de kant blijven op deze weghelft waar we eigenlijk niet horen te rijden, nee we gaan gewoon door met het inhalen van de andere auto’s! Daarnaast is het zicht slecht, want de ruitenwissers van de auto worden sporadisch gebruikt, omdat zij er de vorige keer tijdens de regen afgevlogen zijn en pikken we ondertussen ook de vrouw van Ermias nog even op. Het kan allemaal hier. Op het vliegveld in Addis is het één grote bende. Ik dacht niet dat ik het met mijn ‘vliegangst’ ooit zou zeggen, maar ik ben blij als ik uiteindelijk rustig in het vliegtuig zit.

In augustus volgt part 2 van ons avontuur. Ik heb er nu al zin in!

Lieve groetjes Marleen

Vief, Door, en IJzeren Rita

De chronologie in deze verhalenreeks is al even zoek, maar ik zal mijn best doen om dat enigszins te herstellen. Inmiddels zit ik hier al een tijdje en heb ik eigenlijk nog maar weinig verteld over mijn verblijf in het ziekenhuis en de mensen om mij heen. Er zijn in de tussentijd een flink aantal vrijwilligers gekomen en gegaan die allemaal een individueel verhaal waard zijn, maar dat kan ik jullie (lees Johan) niet aandoen.

De afgelopen maand ben ik ondersteund door Dora en Vivian, twee enthousiaste verloskundigen in opleiding uit Groningen. Een vrolijk duo dat zich giebelend door Gambo beweegt, met regelmaat te laat komt voor ontbijt en diner, voor menig Ethiopiër en Spanjaard iets te direct is in de communicatie, maar overal glimlachende gezichten achterlaat. Ik heb zelfs de indruk dat de directeur door deze positieve energie uit zijn chronische depressie is geraakt en ik bespeur nog altijd een zweem van een glimlach op zijn stoïcijnse gezicht als het onderwerp van gesprek hun kant op gaat.

Dit olijke tweetal heeft mij zowel op het professionele als op het persoonlijke vlak bijgestaan. In het ziekenhuis waren ze overal voor in en deden ze onder andere de afdelingsronde (Roddy op een stoel uit z’n neus aan het eten, de dames hard aan het werk), zwangerschapsecho’s, en bevallingen samen met de verpleegkundigen. Ook buiten kantoortijden waren ze actief in het ziekenhuis. Zo hebben ze een keer tot half tien ’s avonds geholpen met een moeilijke sectio, terwijl we normaal gesproken om half acht dineren. Blijkbaar waren ze me na dit intensieve samenwerken nog niet beu, want we zijn twee weekenden samen weg geweest. Eerst naar Lake Langano samen met Mirte, een tropenarts in opleiding die een paar dagen in Gambo op bezoek kwam. Als klap op de vuurpijl zijn we aan het einde van hun stage naar Awassa gegaan samen met Jack. (Voor de oplettende lezer: dat is inderdaad de taekwondo leraar. Heb ik al gezegd dat hij me getalenteerd genoeg vindt om binnenkort de gele band te halen?).

Deze twee jongedames hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten in Gambo en zullen dan ook door menigeen gemist worden. Het groeten van de oude gatekeeper van mijn compound gebeurt nog steeds met een hoog stemmetje, en het frequent gebezigde ‘Nice G!’ is stiekem in mijn assortiment aan stopwoorden geslopen.

In hun laatste week hebben we kennis mogen maken met IJzeren Rita. Rita is een verloskundige uit Italië, en via het consolata komt ze regelmatig naar Gambo om te helpen. Wat dat helpen precies inhoudt, weet ik na drie weken eigenlijk nog steeds niet. Ze stelt hier en daar wat willekeurige vragen en lijkt meestal druk op zoek te zijn naar iets. Sinds een paar dagen praat ze ook daadwerkelijk met mij. In simpele, korte zinnen. Zij is het grootste mysterie dat ik tot nu toe ben tegengekomen in Gambo, waarvan ik alleen kan hopen dat ik het ooit op los.

Inmiddels zijn Marleen, Marije en Babu (vorige week alweer) aangekomen in Gambo. Voor mij is dat begrijpelijkerwijs een belangrijk hoofdstuk in mijn Gambo tijdperk, met een nieuw spectrum aan avonturen. Maar dat… Dat is een verhaal voor een andere keer.

De groeten uit Djibouti!

Welkom terug trouwe lezers!

Het lijkt een terugkerend fenomeen te worden, maar toch wil ik mijn oprechte excuses aanbieden voor de lange schrijfpauze. Uit verschillende hoeken kwamen ongeduldige maar ook ongeruste geluiden. Dit keer kan ik het momenteel bijzonder beroerde 3G netwerk in Gambo de schuld geven. Gelukkig kan ik het goedmaken met dit bericht uit Djibouti.

Ik hoor jullie denken: Wat doetie in Djibouti? Dat zal ik uitleggen. Ethiopië is een prachtig land, met een sterk ontwikkelde bureaucratie. Geen efficiënte bureaucratie, maar wel ijzersterk. Ongeacht je werk, reden van verblijf, etcetera, is een werkvisum een maand geldig en kan het twee keer verlengd worden. Daarna zul je het land moeten verlaten. Dus dat doe ik netjes. En de volgende dag vlieg ik weer terug.

Niet dat je mij hoort klagen hoor, alles wordt perfect voor me geregeld. Een ziekenhuisauto brengt mij van Gambo naar Addis. Vervolgens overnacht ik in het consolata. Het consolata is als het ware het hoofdkantoor van de Spaanse missionarissen in Ethiopië. - De nieuwe medical doctor vroeg me of ik daar veel zou gaan bidden. Ik heb geantwoord met de vraag of daar ook wat anders te doen was. Toen ze begon te lachen vatte ik dat op als een nee. Terecht in retrospect. - En de volgende ochtend brengt broeder Oscar me hoogstpersoonlijk naar het vliegveld. De vliegtickets zijn op kosten van de zaak.

Na een wat saaie vlucht van slechts 55 minuten kom ik aan in Djibouti. Mijn eerste indruk als ik uit het vliegtuig stap: warm. Ik loop naar het gebouw waar de gebruikelijke hectiek begint voor het verkrijgen van een visum. Iedereen probeert tegelijkertijd op twee of drie minuscule houten tafeltjes de visumaanvraag in te vullen om zo snel mogelijk in de rij te gaan staan. Als ik aan de beurt ben sta ik tegenover een kerel die soms twee woorden schreeuwt, maar bij voorkeur communiceert met heftige gebaren. Paspoort! Boarding pass! Waar vandaan? ‘Addis.’ Waarom hier! ‘Vakantie.’ Werk! ‘Medical doctor.’ Werkbewijs! ‘Heb ik niet.’ Heb je niet? ‘Nee.’ Waarom niet! ‘Omdat ik hier op vakantie ben en niet om te werken.’ Kan niet! ‘Het ligt in het ziekenhuis in Gambo Hospital waar ik het wel nodig heb.’ Onzin! Hij loopt heftig gebarend weg, naar een uniform met meer strepen dan de zijne, en komt vervolgens terug. Foto! Bril af! Ondertussen kookt mijn bloed, ik heb het echt helemaal gehad met deze man. Maar mijn vader heeft me geleerd tot 10 te tellen dus dat doe ik netjes terwijl ik in de camera kijk en met mijn blik het glas probeer te laten barsten. Helaas lukt dat niet. De beste man smijt mijn boarding pass tegen het raam aan en gebaart: Daar naar toe! Ik luister gedwee.

Lekker begin van mijn minivakantie. Op naar het volgende hokje, waar een vriendelijkere man zit. Door de strakke planning van het consolata had ik geen tijd meer om dollars te pinnen in Addis, dus ik heb alleen maar Ethiopische Birrs bij me. Niet heel handig, dat weet ik wel, maar het leek me niet geheel onoverkomelijk. Ik moet eventjes wachten, maar wordt uiteindelijk meegenomen naar een pinautomaat. Ik loop met mijn tas op mijn rug achter hem aan straal langs de bagagecontrole naar het pinautomaat. Niemand kijkt op of om. Eenmaal klaar met pinnen is mijn bewaker foetsie. Na even zoeken vind ik hem buiten, waarna hij verveeld met me mee naar binnen loopt. Het visum kost in Djiboutische Francs de helft van de prijs in Dollars, dus die grap heeft me nog wat opgeleverd ook. Gelukkig wordt mijn tas bij mijn tweede gang naar buiten wel gecontroleerd.

Als ik naar buiten stap staat mijn wereld op zijn kop en blijf ik even staan van verbazing. Complete rust. Even weet ik niet wat ik moet doen. Een paar man personeel, en een paar honderd meter verderop een parkeerplaats met wat auto’s, maar verder helemaal niets. Normaal gesproken moet je drommen mensen ontwijken die allemaal wat van je willen. Bagage tillen? Taxi? Dit hotel? Dat hotel? Enzovoorts. Hier heerst complete rust. Dus ik loop richting de parkeerplaats waar ik al snel de taxi’s herken. Ze zijn hier groen, met een witte boven- en onderkant. Dat is dan ook gelijk het enige dat ze met elkaar gemeen hebben, er is een kakofonie aan verschillende merken en typen. Sommigen nieuw, de meesten oud en vertrapt. Er wordt meer geld besteed aan vlaggen, spoilers en verlichting dan aan functionerende sloten en gordels, maar dat heeft ook wel zijn charme. Men rijdt hier rechts, en het stuur van mijn taxichauffeur zit ook rechts. En dat is maar goed ook, want de linkerkant van de voorruit is dusdanig gescheurd dat ik er maar weinig door zie. Als ik mijn gordel om probeer te doen schiet de chauffeur dusdanig in paniek dat ik dat maar liever laat. We rijden we langs een aantal grote compounds, waarvan de meesten van het leger blijken te zijn. Voor alle duidelijkheid: niet het Djiboutische leger, maar het Amerikaanse, Chinese, Japanse, etcetera. Het gebouw van het ministerie van defensie van Djibouti zelf is bijzonder klein kwam ik later achter. Onderweg komt soms een zwavellucht voorbij waardoor ik me afvraag wat ze er precies uitspoken. Gelukkig komen we al snel dichter in de buurt van de zee, en wordt de lucht zilter. Ik kom aan bij mijn hotel, Le Heron Auberge. Een goed onderhouden en relatief goedkoop hotel voor een naar verhouding dure stad. Schone kamers met een goed bed, WiFi, en zelfs een flatscreen televisie; maar als ik mijn tanden wil poetsen proef ik zout water.

Eenmaal gesettled dacht ik dat het een goed idee zou zijn om een blokje om te lopen. Niet dus. Want het is heet. HEET!!! De lucht is zo dik dat je er eerst op moet kauwen voordat je het in kunt ademen. Na 20 minuten kom ik gutsend van het zweet bij het dichtstbijzijnde strand en kan ik wat verkoeling zoeken bij de golf van Aden. Dat dacht ik tenminste. Maar zelfs het water is hier warm. Niet meer dan een vervanging van mijn eigen zweet. Drie kwartier later kom ik tollend op mijn benen terug bij het hotel. Onderweg heb ik een grote fles koud water gekocht, die dan ook bijna in een keer leeg gaat. Djibouti heeft eigenlijk al gefaald voor mij. Ik heb een uur nodig op mijn hotelkamer om weer een beetje bij te komen.

Na dat uur raap ik de moed bij elkaar, ik spetter wat warm kraanwater in mijn gezicht en beslis de stad te gaan verkennen. De shuttleservice van het hotel brengt me naar het centrum. Het doet me een beetje denken aan Stone town, maar dan veel groter en drukker. Een grote diversiteit aan mensen, activiteiten en gebouwen, en hoewel de straten slecht zijn en de elektriciteitskabels kriskras door elkaar hangen, zijn er ook veel winkels met luxeproducten zoals elektrische huishoudapparatuur en computers. Als de moskeeën beginnen te ratelen dan zit de halve stad op een uitgerold tapijt in rijen te bidden. Het is gelukkig inmiddels wat afgekoeld, maar zittend op het terras van restaurant La Chaumiere onder een ventilator met een koud Keniaans Tusker biertje en een fles koud water blijf ik me klam voelen. Gelukkig vergeet ik dat snel als mijn eten wordt geserveerd. Perfect gebakken eend met heerlijke groenten (met oa broccoli en babymais) en frietjes met heuse mayonaise!!! Zo lekker heb ik in geen maanden gegeten. Djibouti heeft het in een klap helemaal goedgemaakt!

In de avond wordt het druk op straat. Verschillende groepen komen in groene shirts de straat op, Somalische en Franse leuzen scanderend. Als ik vraag wat er aan de hand is, begrijp ik dat vrijdag de verkiezingen zijn. Het lijkt mij dat iedereen fanatiek voor dezelfde persoon is. Dat lijkt me een beetje nutteloos, dus ik vraag of er oppositie is; 4 tegenkandidaten. Blijkbaar hebben zij geen geld voor T-shirts. Tussen neus en lippen door hoor ik dat er vorige week bij een demonstratie 18 mensen te zijn doodgeschoten. Ik realiseer me dat ik de mazzel heb een dag voor de verkiezingen te vertrekken.

Vandaag vlieg ik dus alweer naar Addis om een nieuw visum te scoren. Djibouti heeft een prachtige hoofdstad met lekker eten, maar om eerlijk te zijn snak ik ernaar om een T-shirt aan te trekken dat langer dan 2 minuten fris blijft. Ik hoop dat mijn netwerk spoedig verbetert. Als het te lang duurt staat het jullie vrij een brief naar Ethio Telecom en de Ethiopische regering te sturen!

De groeten uit Djibouti!!

Roddy